Kerk & religie

Hervormde evangelisaties in kaart gebracht

Emeritus predikant T. T. Osinga heeft een proefschrift geschreven over het verschijnsel evangelisatieverenigingen binnen de Nederlandse Hervormde Kerk (NHK). Hij heeft zijn onderzoeksperiode afgebakend van de wet op de verenigingen in 1855 tot de nieuwe kerkorde van 1951.

C. M. van Driel
7 January 2022 19:07
Ds. T. T. Osinga. beeld Sjaak Verboom
Ds. T. T. Osinga. beeld Sjaak Verboom

Ds. Osinga wil de doelstellingen en organisatie van hervormde evangelisatieverenigingen analyseren. Hij hanteert een drietal criteria voor zijn selectie. Allereerst de opname van de naam ”evangelisatie” in de verenigingsnaam, vervolgens de beschikbaarheid van een verenigingsstatuut en tot slot reglementaire betrokkenheid op de NHK.

Het eerste, formele criterium vind ik een methodologische misser. Het is logischer het verschijnsel ”evangelisatie” te onderzoeken vanuit de basale functie die deze verenigingen vervulden: het voorzien in geestelijk voedsel voor categorieën gemeenteleden die dit via hun kerkenraad niet gedaan kregen.

De beschikbaarheid van een verenigingsstatuut is te smal ingevuld tot wat ds. Osinga in de Staatscourant heeft kunnen vinden. In de ING-database van het verenigingenregister had ds. Osinga voor de periode 1855-1903 al enkele handen vol extra verenigingen kunnen vinden die voldoen aan zijn criterium. Beide bronselecties zijn incompleet: waar zijn bijvoorbeeld de evangelisaties van Naarden, Vaassen, Waarde en Zoetermeer?

Ds. Osinga baseert zich voor zijn analyse van evangelisatieverenigingen primair op de officiële statuten. Op deze manier wil hij bijna een eeuw in kaart brengen. Zijn poging is te waarderen en heeft ook veel waardevols opgeleverd. Tegelijk brengt ze mij tot de conclusie dat het onderwerp veel te groot is gekozen. Wij weten nog te weinig van de geschiedenis van de Hervormde Kerk om zo’n lange periode op een verantwoorde manier in kaart te brengen. Om dit te onderbouwen focus ik op de identiteit van de evangelisatieverenigingen.

Meerstromenland

Ds. Osinga schetst in een keurig overzicht de Nederlandse Hervormde Kerk tussen 1852-1951 als een theologisch meerstromenland. Opvallend is dat de verschillende richtingen maar mondjesmaat terugkeren in de rest van ds. Osinga’s studie. Gezien de beperking tot de term ”evangelisatie” is het logisch dat vrijwel alle vrijzinnigen buiten beeld blijven. Maar ds. Osinga slaagt er ook niet in de geselecteerde evangelisaties te koppelen aan de diverse geschetste overige richtingen: de evangelische of Groninger richting komt nergens terug.

Ds. Osinga’s duiding is ingevuld vanuit de twintigste-eeuwse richtingen. Op basis van de statuten komt hij hier niet uit. Hij deelt op grond van uitdrukkingen als ”de Heilige Schrift als Gods Woord” en verwijzingen naar belijdenisgeschriften de evangelisaties in als voor 70 procent confessioneel, 17 procent gereformeerd en 2 procent ethisch-orthodox. Elf procent durft hij niet in te delen, omdat de grondslag te weinig houvast biedt.

Deze typering van de overgrote meerderheid van de evangelisaties is foutief. Ds. Osinga vereenzelvigt confessioneel in belijdende zin met confessioneel als kerkelijke richting. Dat kan niet op basis van statuten. Grondslagformuleringen leveren een statische en scherp afgebakende indeling op, die geen recht doet aan een eeuw ontwikkelingen.

Bovendien geven ze qua formuleringen onvoldoende handvatten om te onderscheiden tussen confessionelen, gereformeerden en ethischen. Een goed voorbeeld van volstrekt orthodox-belijdende uitspraken, waar vele tientallen confessionelen, bonders én rechts georiënteerde ethischen hun naam onder zetten, is het adres van ds. H. A. J. Lütge c.s. uit 1914 aan de hervormde synode. Dit had als doel de proponentsformule te koppelen aan de belijdenisgeschriften en de clausule ”wat betreft den geest en de hoofdzaak” in de belijdenisvragen te schrappen.

Harmonieuze samenwerking

Op basis van grondslagformuleringen en lokale geschiedschrijving komt ds. Osinga slechts uit op 2 procent ethische evangelisaties. Dit correspondeert niet met de lokale werkelijkheid. Hij houdt er ook geen rekening mee dat confessionelen en rechtse ethischen samenwerkten. Laatstgenoemden hadden er geen moeite mee hun handtekening onder de belijdenisgeschriften te zetten. De bronnen laten tamelijk harmonieuze samenwerking zien in hervormde kiesverenigingen (bijvoorbeeld in de stad Groningen) en in schoolverenigingen: de ethisch-orthodoxe prof. dr. F. M. Th. Böhl werd in 1914 curator van het Groningse Willem Lodewijk Gymnasium, dat een expliciet gereformeerde grondslag had. Uit de notulen blijkt gesteggel over de gelijke vertegenwoordiging van hervormden versus kerkelijk-gereformeerden, niet over de letterlijke binding aan de grondslag.

In veel dorpen was de scheidslijn tussen hervormde gemeente en evangelisatie die tussen vrijzinnig en orthodox. Die laatste was gemengd samengesteld. Ook in de overkoepelende Bond voor Evangelisaties in en ten bate van de Nederlandse Hervormde Kerk, die volgens ds. Osinga van de confessionele richting was, werkten confessionelen en ethischen samen. C. J. P. Mackaay, wiens rapport over de evangelisaties ds. Osinga wel kent, karakteriseerde de bond terecht als „algemeen orthodox.”

Wij zouden een zuiverder en verrijkender beeld hebben gekregen als ds. Osinga zijn onderwerp geografisch had beperkt tot de drie noordelijke provincies, of alleen Friesland, en het qua periode nader had ingekaderd. Dan had hij door middel van archiefonderzoek de identiteit beter kunnen bepalen. Een andere optie was dat hij geen term als uitgangspunt had genomen, maar (de leden van) de Bond voor Evangelisaties.

Intussen heeft ds. Osinga ons dít boek geschonken. Hoe dan ook is dat een waardevolle bijdrage aan de schaarse geschiedschrijving van de NHK. Er valt veel uit te leren over haar organisatie en ontwikkeling. De hoofdstukken over de relatie van evangelisaties tot de NHK en over de ontwikkelingen tijdens en na de Tweede Wereldoorlog zijn zeer de moeite waard. De analyse van de statuten laat zien dat evangelisaties niet alleen een kerkhoudende functie hadden. Er was kerkelijk verenigingswerk, er waren hulpverenigingen voor muziek, zang en voordrachtskunst, er waren bijdragen aan christelijk onderwijs, vakbeweging en politieke activering. Ds. Osinga signaleert terecht een emancipatorische en vernieuwende potentie.

Waardevol is ook de correctie en nuancering van vroegere berekeningen van het aantal hervormden dat onderdak vond in evangelisaties, al helpt ds. Osinga ons hier niet aan een alternatief, mede als gevolg van zijn terminologisch uitgangspunt.

Van belang is ds. Osinga’s conclusie dat de kerkelijke vernieuwingsbeweging die uitmondde in de nieuwe kerkorde van 1951, slechts een kleine minderheid van de evangelisaties integreerde in de NHK. De meeste bleven bestaan. Overigens is ook hier nader onderzoek nodig. Er waren ook evangelisaties die feitelijk wel degelijk opgingen in de NHK, maar de weg terug nog niet wilden afsnijden en daarom statutair bleven voortbestaan. Andere deden dat om zorg te dragen voor gebouwen en financiële reserves.

Hervormde evangelisatieverenigingen in Nederland 1855-1951. Een onderzoek naar doelstellingen en praktijk, Teije T. Osinga; uitg. BvS Dieuwke Melchers; 225 blz. Bestellen kan door € 29,50 (€ 25 voor het boek en € 4,50 portokosten) over te maken op rekeningnummer NL24RABO0325516685 t.n.v. T. T. Osinga o.v.v. ”boek”.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer