In Roermond zijn 85 Stolpersteine ingemetseld in het trottoir
In Roermond zijn 85 Stolpersteine ingemetseld in het trottoir. Aan de Swalmerstraat zijn er zeven: vijf van de familie Hiegentlich en twee van de familie Wolf, Hermann en Anna.
Het adres Swalmerstraat 16, waar ze woonden, bevindt zich precies tegenover het huis van Hein van der Bruggen, initiator van het leggen van de Stolpersteine en schrijver van een boek over de geschiedenis van de Joden in Roermond.
De gepensioneerde advocaat schreef vanaf 2006 in het jaarboek van de Roermondse culturele stichting Rura een groot aantal gedocumenteerde artikelen over de Joden in Roermond. Het resulteerde in een dissertatie op 28 oktober van dit jaar. Zijn studie verscheen recent onder de titel ”Aspecten van Joods leven in Roermond en Midden-Limburg 1275-2018”.
Hierin behandelt Van der Bruggen de complete geschiedenis van het Joodse leven in de Limburgse stad, met een duidelijk accent op de gebeurtenissen in de Tweede Wereldoorlog. Het lot van de Joden in oorlogstijd heeft hem geraakt, vertelt de auteur in zijn hoge herenhuis in het centrum van de stad. „Vanaf het moment dat ik me erin verdiepte, heeft het me niet meer losgelaten, ook al was het percentage omgekomen Joden in deze stad lager dan elders.”
Er was een voorgeschiedenis van antisemitisme. Van der Bruggen: „Nationalisme ging in de tweede helft van die eeuw samen met antisemitisme. Helaas was daaraan in een reeks van eeuwen bijgedragen door de Rooms-Katholieke Kerk. De alomtegenwoordige kerk zorgde mede voor een antisemitisch sentiment in Roermond. Vlak voor de oorlog veranderde dat. Bisschop Lemmens van Roermond keerde zich tegen het nationaalsocialisme en hij hield dat vol in de oorlog.”
In de stad woonden in de oorlog ongeveer 140 Joden. Van hen zijn er 85 vermoord: ruim 60 procent, duidelijk minder dan het landelijke percentage. Het heeft volgens Van der Bruggen vooral te maken met het feit dat er in Roermond geen razzia’s gehouden werden. „De Joden kregen enkele dagen vooraf een oproep om zich te melden. Dat betekende dat ze tijd hadden om weg te komen. Er vonden hier drie deportaties plaats: in augustus 1942, november 1942 en april 1943. Vanaf dat moment was Roermond in de ogen van Rauter ”Judenfrei”.”
Een andere factor was het aanwezige wantrouwen tegen de nazi’s in de stad, die vlak aan de Duitse grens ligt, zegt Van der Bruggen. „Hier waren de ontwikkelingen in Duitsland al voor de oorlog voelbaar. Mensen die vanuit Mönchengladbach in Duitsland per bus naar Roermond kwamen, kregen van het personeel in de bus de instructie dat ze niet naar hotel Wilhelmina mochten gaan omdat het een Jodenhotel was. Ook kwamen er voor de oorlog al flink wat Joodse vluchtelingen de grens over, die over de situatie in Duitsland vertelden.”
Archief
Van het welgestelde echtpaar Wolf aan de Swalmerstraat, dat voor de oorlog vanuit Duitsland naar Roermond vluchtte, is een aantal brieven bewaard gebleven. Van der Bruggen: „De nieuwe bewoners van het huis vonden de brieven, die in de oorlog niet meer verstuurd konden worden, en brachten ze naar een notaris, die er vervolgens niets mee deed. Ze kwamen in een archief in Maastricht terecht, waar ze een paar jaar geleden werden gevonden.”
In een van de brieven staat (vertaald): „Hier hebben de ramen oren en de huizen ogen. Je leeft, eet en slaapt (of niet) en doet de dagelijkse dingen met een ijver die eigenlijk een betere zaak waardig zou zijn. Afwisseling is er niet. Mijn vrouw doet het huishouden in de ruimte, waarin woonkamer, slaapkamer, keuken en toilet gecombineerd zijn, met een klassieke intensiteit.”
Het echtpaar Wolf heeft het niet gered. Tijdens de laatste deportatie werden ze met een door de gemeente Roermond ter beschikking gestelde autobus naar Vught en vervolgens naar Westerbork afgevoerd. Ze stierven in januari 1945 in concentratiekamp Bergen-Belsen. „Waar moesten ze ook heen in een stad die ze niet kenden?” vraagt Van der Bruggen zich af.
Op het binnenplein van de synagoge aan de Hamstraat staat een aluminium monument met de namen van de met Roermond verbonden Joodse slachtoffers. Ook die van Hermann Wolf en Anna Wolf-Eisig staan erop. ”Mogen hun zielen opgenomen worden in de bundel van het eeuwige leven”, staat er bovenaan.
De in 1953 herbouwde sjoel is niet meer in gebruik, maar binnen is alles intact om zo weer te beginnen met de diensten. Van der Bruggen verwacht voorlopig niet dat het gaat gebeuren. „Het complete Joodse leven is hier verwoest.”