Groen & duurzaamheid

Stelling: Wie het weer niet kan voorspellen kan zéker het klimaat niet voorspellen

Stelling: Wie het weer niet kan voorspellen kan zéker het klimaat niet voorspellen.

Henk van den Brink
24 November 2021 14:59
beeld iStock
beeld iStock

Voor

Al eeuwenlang zijn mensen geïnteresseerd in weersverwachtingen. Vanaf 1480 verscheen de Deventer Almanak, waarin –behalve informatie over markten en kermissen– ook weersverwachtingen te vinden waren. Het mag duidelijk zijn dat de informatie over de kermis betrouwbaarder was dan die over het weer. In 1854 werd het KNMI opgericht omdat er grote behoefte was aan betere weersverwachtingen, niet het minst voor stormwaarschuwingen. En zoals iedereen weet zijn die verwachtingen tegenwoordig meestal heel goed, soms matig en af en toe slecht. Maar het maakt wel uit of de verwachting gaat over de temperatuur of over het wel of niet optreden van een zomerbuitje – dat laatste voorspellen is aanzienlijk moeilijker. En het maakt natuurlijk ook uit of die verwachting het weer voor morgenochtend betreft of dat van volgende week.

De gangbaarste verwachtingen gaan niet verder dan vijftien dagen vooruit. Dat heeft te maken met de chaostheorie: een minieme verstoring kan na verloop uitgroeien tot een grote verandering. De beroemde Amerikaanse meteoroloog Edward Lorenz drukte het eens zo uit: de vleugelslag van een vlinder in Brazilië kan maanden later een orkaan in Texas veroorzaken.

Omdat wij geen invloed hebben op de vlinders heeft het geen zin om verder dan vijftien dagen vooruit te kijken. Voorspellingen rond het klimaat die nog verder vooruitgaan hebben dan al helemáál geen zin.

Tegen

Er worden voor 2050 geen weersverwachtingen gemaakt, maar klimaatverwachtingen. Dat is wezenlijk wat anders. Je kunt het vergelijken met het weer in februari of augustus: ook al weten we nog niet wat voor weer het wordt op 1 augustus, we weten wél dat het dan warmer zal zijn dan op 1 februari. Dat komt door het verschil in de seizoenen, dat weer het gevolg is van de scheefstand van de rotatieas van de aarde. En we weten ook dat het over exact een jaar in Tanzania warmer zal zijn dan op Nova Zembla. Dat komt doordat de aarde een bol is en deze bij de pool veel minder zonnestraling opvangt dan bij de evenaar. Zo weten we ook dat het op 1 januari 2100 een stuk warmer zal zijn dan op 1 januari 1900, en dat komt door de toename van broeikasgassen in de lucht. Dus we kunnen het klimaat van de toekomst wel degelijk voorspellen.

Dus

Waar het bij het weer draait om specifieke momenten, gaat het bij het klimaat om gemiddelden. De definitie die je vroeger op school leerde was dat het klimaat het gemiddelde is over dertig jaar. En het is altijd gemakkelijker om een verwachting te maken voor het gemiddelde van dertig jaar dan voor een specifieke dag of een uur. Daarom kan de verwachting van het klimaat voor 2050 nauwkeuriger zijn dan de weersverwachting voor volgende week zaterdagochtend.

Toch zijn de klimaatscenario’s voor de toekomst met veel onzekerheid omgeven. Eén reden is de bereidwilligheid van de wereldbevolking om de uitstoot van broeikasgassen drastisch te verminderen. Een andere bron van onzekerheid is dat de doorwerking van de broeikasgassen op het klimaat extreem complex is. De stijging van de globaal gemiddelde temperatuur is nog redelijk eenvoudig te bepalen. Veel moeilijker is het om uitspraken te doen over bijvoorbeeld hoe de neerslag in het Rijngebied –en dus de afvoer van de Rijn– verandert. Dat komt doordat de neerslag niet alleen afhangt van de temperatuur maar ook van veranderingen in luchtstromingspatronen. Daarom maakt het KNMI niet één maar meerdere klimaat­scenario’s. Deze klimaatscenario’s worden met zekere regelmaat aangepast aan de nieuwste wetenschappelijke inzichten.

De auteur is onderzoeker bij het 
Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut (KNMI).

Meer over
Stelling

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer