Samen sterk voor gezond genderklimaat
Laten we samen werken aan een gezond genderklimaat in Nederland, waarbij Gods openbaring in de schepping en de Schrift normatief is.
Prof. dr. M. den Heijer (RD 8-10) reageert kritisch op mijn opinieartikel over genderdysforie. De stijl van de hoogleraar, met beschuldigingen als „insinuatie” en „met een bepaalde bedoeling de waarheid verdraaiend” en „hoe haalt iemand het in zijn hoofd”, stelt uitdagingen aan de inhoudelijke conversatie, maar ik ga het toch proberen.
Als theoloog spreek ik vanuit de traditionele kenbronnen van Gods wil (artikel 2 NGB). De door mij gebruikte termen komen zonder enige nare bijbedoeling uit de traditie van de kerk van alle tijden. Vrijwillige castratie wordt door de moraaltheologie als zondig bestempeld. Dit werd geformaliseerd in de vierde eeuw, door de canones van het Concilie van Nicea en in de Apostolische Constituties (AC).
De kerk vond inderdaad toen al dat bij het afsnijden van biologisch gezonde geslachtsorganen iets belangrijks kapotgemaakt wordt. Het door mij gebruikte woord ”verminking” is eigenlijk te zwak uitgedrukt. Vanuit Gods algemene openbaring redenerend, zag de kerk zelfgekozen castratie als een aanslag op de van God gegeven biologische identiteit. Het kerkelijk recht bestempelt zo iemand als „zelfmoordenaar en vijand van de schepping van God” (AC 8.22) Dat was volledig in lijn met preken van kerkvaders als Athenagoras en Chrysostomos. Ook in hun tijd was er dysforie met de seksuele identiteit en vond de ”aanpassing” plaats ter verlichting van psychische nood. Volgens de kerk ging het echter in tegen Gods bedoeling met de mens. Dat wordt in de traditionele christelijke ethiek nog steeds zo gezien. De Rooms-Katholieke Kerk bijvoorbeeld beschouwt transitie en het meewerken daaraan als een tuchtwaardige zonde.
Amerikaanse context
Bedenk ook, mijn artikel reflecteerde op de boycot van een boek in Amerika als maatschappelijk-cultureel verschijnsel in de westerse samenleving waarvan wij deel uitmaken. Het betrekken van wetenschappelijke cijfers over de Amerikaanse context, onder andere het buitengewoon hoge percentage hiv en onverantwoord seksueel gedrag (geen evaluatie van mij maar van wetenschappelijke publicaties en overheidsinstanties), is niet tendentieus maar juist een blijk van zorgvuldigheid.
Bovendien, niet ik, maar Amerikaanse collega’s van Den Heijer zoals dr. Marci Bowers (chirurg vaginoplastiek) en Erica Anderson, als klinisch psycholoog verbonden aan de genderkliniek van de University of California San Francisco, luiden momenteel de noodklok over de Amerikaanse beroepspraktijk. Ze spreken zich uit tegen het voorkomen van puberteit met blokkerende medicijnen en Anderson verwacht dat veel jongeren transitie zullen betreuren (Daily Mail 5-10). Kennelijk heeft zij redenen om aan te nemen dat het met de tevredenheid en psychische nood na aanpassende chirurgie niet meevalt.
Den Heijer stelt zijn persoonlijke onderzoek over de Nederlandse situatie tegenover de verontrustende conclusies van zijn collega’s in het buitenland, waar Nederlandse protocollen een belangrijke basis vormen van behandeling. Mijn artikel citeert cijfers uit officiële overheidspublicaties en wetenschappelijke vaktijdschriften. De hoogleraar zegt terecht dat die cijfers slechts een deel van het verhaal vertellen. Toch zijn zowel die cijfers als de verontrustende conclusies die zijn collega’s daaraan verbinden het peerreview gepasseerd.
Risicofactor
Wie dit, zoals ik, op afstand vanuit een andere wetenschappelijke discipline beschouwt, stelt vast dat het vakgebied weliswaar verdeeld is, maar toch een probleem signaleert. Er zijn Zweedse wetenschappers die waarschuwden voor een wel 1900 procent groter zelfmoordrisico na transitie, en Nederlands onderzoek dat meevalt omdat het ‘slechts’ 300 procent signaleert. Natuurlijk zijn er graden van betrouwbaarheid, representativiteit en verschillen per land en situatie. Maar het feit dat al die onderzoeken het peerreview haalden, baart zorg. Laten we daarbij vogelvluchtperspectief betrachten en bijvoorbeeld meewegen dat alcoholisme ook een hoog zelfmoordrisico met zich meebrengt. Over dat onderwerp lopen de percentages in de vaktijdschriften nog veel verder uiteen, maar dat het een risicofactor is, staat wel vast.
Natuurlijk stelt mijn artikel niet dat er een causale relatie is tussen transgendergevoelens als zodanig (of een keuze voor transitie) en seksueel misbruik. Enkele feiten op een rij. Het Journal of Transgender heeft een buitengewoon sterk verband vastgesteld tussen transgendergevoelens en ongewenste seksuele ervaringen als minderjarige. Het Britse Journal of Psychiatry heeft de cyclus van seksueel misbruik onder kinderen onderzocht. Het stelt daarbij een link vast tussen slachtoffer zijn en dader worden. Uit de samenvatting: „Het gemiddeld slachtofferpercentage was 35 procent onder daders en 11 procent onder niet-daders.” Daarmee vallen transvrouwen potentieel in een maatschappelijke risicocategorie. Volgens de beschikbare data en verklaringen is dat niet omdat ze transgender zijn, maar omdat onevenredig veel transvrouwen als kind slachtoffer werden van seksueel geweld.
Samenwerking
Laten we daarom vooral streven naar een veilige leefomgeving, in het bijzonder voor kinderen met genderdysforie. Werkelijke bescherming kan alleen bestaan als die rekening houdt met de bedoeling van de schepping en Bijbels genormeerd is. Jongeren hebben bij het opgroeien juist identiteitsbevestigende ankers nodig. Uit de reactie van Den Heijer krijg ik de indruk dat hij dit ook wil. De vraag naar de wenselijkheid van transitie is voor hem geen gepasseerd station. De genderideologie van Amazon en anderen keurt hij af. Ook hij wenst geen samenleving waar transgenderpolitiek wordt afgedwongen als nieuw normaal en iedereen die er anders over denkt aan zelfcensuur gaat doen.
Dat geeft een basis voor gesprek. Het uitgangspunt van de traditionele christelijke ethiek is duidelijk. Dat deze inbreng ook bij de genderkliniek welkom is, stemt tot dankbaarheid.
De auteur is theoloog en classicus.