Taal: aptoniem
Spreken over taal is op eieren lopen. Je jaagt er sommigen eenvoudig mee tegen je in het harnas. Taalregels zijn er voor muggenzifters en haarklovers, vindt menigeen. En zo is het ook, soms.
Maar taal is vooral iets moois, iets wonderlijks, en niet zelden de bron van humor. Iets koddigs waar ik heimelijk best wel van kan genieten, is het aptoniem. Liefhebbers bezigen die term volop, hoewel hij officieel niet eens bestaat; in de Dikke Van Dale zoek je er tevergeefs naar.
Een aptoniem is een naam die opmerkelijk goed past bij iemands beroep – afgelopen zomer nam mevrouw Hennie de Haan afscheid als voorzitter van de NVP, de brancheorganisatie van pluimveehouders. Of een naam die juist opvallend slecht bij iemands functie past – in den lande staan verschillende huizen en andersoortige bouwwerken van een architect die geboren werd als Evert Jan Rothuizen. Hij liet zijn achternaam in 1939 veranderen in Rotshuizen.
Wie op zoek is naar een woning in Heerenveen kan aankloppen bij Makelaardij Kraak & Donker.
Na haar politieke carrière was voormalig CDA-Kamerlid Sabine Uitslag een aantal jaar voorzitter van de Nederlandse Vereniging van Huidtherapeuten.
In een Rotterdams buurthuis werd een kookcursus voor oude mannen georganiseerd. Ze kregen les van chef-kok Fred Kok, is te lezen op de website van een lokale omroep.
Ingenieursbedrijf Mol doet aan „grondig” bodemonderzoek.
Historicus Gert Oostindie is hoogleraar koloniale geschiedenis aan de Universiteit Leiden.
Hugo Lens heeft sinds 1989 zijn eigen onderneming in Oostvoorne: Hugo Lens Optiek.
Wie de binnenstad van Nijmegen bezoekt, kan op de Grote Markt een versnapering halen bij Vishandel Graat, van eigenaresse Wilma Graat.
Wat ik me dan afvraag: zou er een oorzakelijk verband zijn tussen naam en beroep? Zou iemand die Kok heet, zich automatisch aangetrokken voelen tot snijblokken, messen en pannen? Of ligt de bestaansgrond van aptoniemen in de tijd van Napoleon? Zou de betovergrootvader van Wilma misschien ook visboer zijn geweest? En was hij wellicht niet zo goed in fileren, waardoor hem de bijnaam ”graat” werd gegeven? En koos hij daarom op 18 augustus 1811 deze achternaam? En zouden die vishandelgenen dominant geweest zijn, waardoor Wilma nu ook in de vis zit? Zou kunnen, toch?