Onderkoeling en oververhitting
Vanaf het uitbreken van de coronapandemie hebben we in economisch opzicht een heftige tijd achter de rug. Maar gelukkig, als we de balans opmaken, concluderen we dat de schade tot dusver reuze is meegevallen. Alle signalen duiden erop dat we in Nederland in sneltreinvaart de weg omhoog zijn ingeslagen.
Neem het producentenvertrouwen, een indicator voor de stemming onder ondernemers: dat bevond zich vorige maand op het hoogste niveau sinds het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) in 1985 de meting ervan startte. Een ander cijfer geeft aan dat de bedrijvigheid in de eurozone in juni accelereerde tot het snelste tempo in vijftien jaar. De aandelenbeurzen blijven grossieren in telkens nieuwe koersrecords. Alle instellingen, nationaal en internationaal, pasten in de achterliggende periode hun prognoses naar boven aan. De werkloosheid daalt, weinig bedrijven gaan failliet. Kortom, het wordt pessimisten in deze stroom van gunstige berichten wel erg moeilijk gemaakt. Het Centraal Planbureau (CPB) verwacht voor ons land een groei van 3,2 procent in 2021 en 3,3 procent in 2022. Wie had dat allemaal durven denken toen we in het tweede kwartaal van vorig jaar een ongekende krimp van 8,5 procent beleefden en de consumentenuitgaven met bijna 13 procent inzakten?
Bij alle optimisme past wel de kanttekening dat de recente gang van zaken toont dat het virus nogmaals kan toeslaan. Als het kabinet onverhoopt meer beperkende maatregelen moet afkondigen, zal het beeld weer wijzigen.
In ieder geval mogen we spreken van een unieke crisis, niet een terugval die past in het klassieke patroon van ups en downs. De oorzaak lag buiten de economie. Geen financiële bubbels of torenhoge schulden bijvoorbeeld die de lont in het kruitvat staken of een ongeremde investeringsdrift die resulteerde in overcapaciteit. Dit keer dwong gevaar voor de volksgezondheid tot een opgelegd halt voor de samenleving.
Inmiddels lijkt de tijd rijp om voor de meeste sectoren de steun vanuit Den Haag te beëindigen. Een stimuleringsprogramma om bestedingen en productie vlot te trekken, is niet nodig. De overheidsfinanciën behoeven daarvoor niet verder te worden belast. Andere problemen, die op de achtergrond raakten, keren terug op de agenda: klimaat, energietransitie, stikstof, woningnood, krapte op de arbeidsmarkt, kwaliteit van het onderwijs.
Al met al tekent zich een opmerkelijke ontwikkeling af. Het herstel is pril en toch signaleren we al verschijnselen die passen bij juist de laatste fase van een opgaande conjunctuur. Zo loopt de vraag hier en daar tegen de grenzen van het aanbod aan, met tekorten aan onder meer chips, bouwmaterialen en personeel. De woningmarkt kookt over. Al die onevenwichtigheden drijven de prijzen op, de zorgen over een aantrekkende inflatie nemen dan ook toe.
De economie verkeert niet langer in wat we zouden kunnen aanduiden als een situatie van onderkoeling; van een langdurige terugslag –waar menigeen bang voor was– is geen sprake. Integendeel, eerder bestaat er risico op oververhitting. Voorlopig –de sterk opgelopen besmettingscijfers dwingen, zoals al aangegeven, tot een voorbehoud– zien we een snelle, krachtige keer ten goede: ook in dat opzicht valt de jongste crisis als uniek te bestempelen.