Betogingen blijken opnieuw podium voor antisemitisme
Het is een vast patroon: als in Israël en Gaza de vlam in de plan vliegt, trekken er grote groepen betogers door de Europese steden. De scheidslijn tussen kritiek op Israël en antisemitisme blijkt opnieuw dun.
Net als bij de vorige grotere opvlamming van geweld in Israël en Gaza, in 2014, klonken ook nu teksten als ”Dood aan de Joden” door de straten van Europa’s grote steden. In verschillende Duitse plaatsen gingen Israëlische vlaggen in vlammen op en vielen betogers synagogen aan. Een Londense vrouw filmde hoe met Palestijnse vlaggen bedekte auto’s door de Britse hoofdstad reden, terwijl de inzittenden met megafoons onder meer opriepen tot het verkrachten van Joodse meisjes.
Deze beelden zijn niet per se representatief voor alle betogingen, maar een gegeven is dat pro-Palestijnse demonstraties opnieuw gepaard gingen met antisemitische uitingen. De Franse socioloog Michel Wieviorka, van Joodse komaf, constateerde in 2005 in zijn boek ”La tentation antisémite” dat identificatie met de Palestijnse zaak vaak betekent dat alles wordt meegezogen in hetzelfde beeld van het kwaad. Alle onderscheid tussen de Israëlische regering, de staat Israël, het zionisme, maar ook de Joden in de diaspora valt weg.
Feit is dat dit bij andersoortige betogingen in de regel niet het geval is. Uitbaters van Chinese restaurants in Den Haag hebben bijvoorbeeld niet te vrezen van betogers bij de Chinese ambassade om het lot van de Oeigoeren. Kritiek op de Syrische president Bashar al-Assad betekent evenmin dat Syriërs in Nederland ook onder vuur liggen. Maar woede over het optreden van het Israëlische autoriteiten, leidt gemakkelijk tot woede tegen het Joodse volk als geheel– althans bij een deel van de demonstranten.
Latent antisemitisme
Wieviorka stelt dat er in ieder geval bij de Franse moslimbevolking ressentiment meekomt om de eigen positie. Waar zij in de maatschappij als outsiders worden beschouwd, zijn Franse Joden er juist volop onderdeel van. Het klassieke Franse antisemitisme kwam uit nationalistische hoek, waar de ‘vreemde’ Joden als bedreiging werden gezien. Maar nu is het beeld eerder gekanteld: omdat de Joden sterk geïntegreerd zijn, worden ze door andere binnenkomers benijd en gehaat.
De vatbaarheid voor antisemitisme raakt volgens sommige critici echter niet alleen (islamitische) minderheidsgroepen. Journalist Benjamin Sire sneed in een opiniestuk in de Franse krant Le Figaro een aloud punt aan door zich af te vragen of linkse Fransen primair de straat op gaan uit solidariteit met Palestijnse slachtoffers van Israëlisch geweld. Want waar zijn zij dan bij slachtoffers van Syrisch geweld, of als het de Oeigoeren treft?
„De beelden van gedode kinderen in de Gaza (…) zijn ondraaglijk in de ogen van elk normaal mens”, schrijft hij. „Maar hoe zit het met die van de tientallen meisjes die zijn vermoord door de waanzin van de taliban in Afghanistan?” Het uitblijven van massale betogingen in veel andere gevallen is voor Sire een aanwijzing voor zijn stelling dat niet (enkel) het menselijk leed maar „latent antisemitisme” betogers de straat opdrijft.
Antisemitisme
Op de achtergrond van dergelijke discussies speelt altijd weer de vraag hoe antisemitisme te definiëren. Vanouds bestaat er onderscheid tussen kritiek op het handelen van Israël, antizionisme en antisemitisme. Antizionisme is historisch gezien verzet tegen het streven naar een Joods thuisland of staat, maar is dus niet per se gekant tegen het Joodse volk. Het leeft ook onder bepaalde ultraorthodoxe Joodse groepen, die de huidige staat Israël te zeer als een menselijk construct zien. In de praktijk liggen antizionisme en antisemitisme vaak dicht bij elkaar.
Kritiek op de staat Israël is uiteraard niet gelijk aan antizionisme of antisemitisme. Er zijn genoeg Joden die het oneens zijn met het optreden van hun regering en daar uiting aan geven. De grens wordt gepasseerd als kritiek op politiek handelen en beleid overgaat in kritiek op Joden in het algemeen.