„Bonifatius belangrijk voor Utrecht”
Bonifatius was meer dan een passant in Utrecht, vindt dr. Martin de Bruijn. „Hij hield zich bezig met het bisdom Utrecht en bouwde in de stad een tweede aan Sint-Salvator gewijde kerk.”
De Utrechtse historicus houdt dinsdag een digitale lezing over Bonifatius, voor de Stichts-Hollandse Historische Vereniging. Hij presenteert dan bevindingen die berusten op jarenlang archiefonderzoek van hem en zijn partner dr. Lotty Broer.
Bonifatius of Winfried verliet Engeland in 716 voor een missie-expeditie naar ons land. Die tocht werd een mislukking. Rond 720 was hij weer in ons land, onder andere in Utrecht. Daarna werkte hij lange tijd in Duitsland, waar hij zich onder meer bezighield met de organisatie van de kerk. Toen hij oud was, ondernam hij een bekeringstocht naar Friesland. Bij Dokkum werd Bonifatius op 5 juni 754, net voor Pinksteren, door Friezen vermoord.
Organisator
Volgens dr. De Bruijn was Bonifatius een persoon van Europese statuur. „Het is terecht dat Bonifatius bekend is gebleven als organisator van de kerk. Hij belegde een aantal belangrijke kerkvergaderingen en heeft verschillende kloosters en bisdommen in Duitsland gesticht. Een van zijn plannen was de oprichting van een bisdom Utrecht met vaste grenzen. Dat zou vallen onder het aartsbisdom Keulen. Dat plan is uiteindelijk door tegenwerking niet doorgegaan.”
Bonifatius werkte daarnaast ook als missionaris, met een sterke betrokkenheid op Utrecht. „Hij werkte er ongeveer 1300 jaar geleden, in de jaren rond 720, maar –en dat is onbekend– hij heeft in Utrecht ook een kerk laten bouwen. Dat was de Sint-Salvator, die rond 745 is gesticht. Dit kerkgebouw werd later bekend als de kerk van Oudmunster en is in 1587 afgebroken. Op oude afbeeldingen is ze nog te vinden.”
Deze kerk stond, aldus dr. De Bruijn, naast de eerste Sint-Salvatorkerk, die door Willibrord was gebouwd. „De bouw van de kerk vond plaats in dezelfde tijd dat Bonifatius zijn plannen voor het bisdom Utrecht ontwikkelde. Van deze kerk zijn funderingsresten van de noordmuur bewaard gebleven.”
Bonifatius zag, aldus de historicus, „met lede ogen aan dat de Frankische Sint-Maartenskerk de Angelsaksische Sint-Salvatorkerk overvleugelde. De Sint-Salvator was gebouwd door zijn voorganger Willibrord. Daarom liet hij een grotere kerk met dezelfde naam bouwen die de hoofdkerk van het beoogde bisdom Utrecht zou moeten worden. De bisschopszetel van Utrecht bleef nog lange tijd ongewis.”
Vervalsing
Er is nog een kwestie rond Bonifatius waarnaar dr. De Bruijn onderzoek heeft gedaan: de oorkondevervalsing. „Bonifatius werd ervan beschuldigd dat hij twee valse oorkonden zou hebben gemaakt om van de Frankische koning Pippijn de garantie van de materiële zelfstandigheid van de Utrechtse kerk te krijgen. Onderzoekers hebben Bonifatius beschuldigd van vervalsing, maar uit door ons en al eerder door anderen verricht onderzoek blijkt dat die onderzoekers de verkeerde namen hebben gebruikt. Het ging niet om Chlotarius II en Theudebert II van kort na het jaar 600, maar om Chlotarius IV en Theuderik IV van rond 720. Met die namen klopt het precies. Bonifatius heeft eerherstel verdiend.”
Samenvattend stelt dr. De Bruijn dat Bonifatius niet alleen in het begin van zijn zendingswerk in ons land maar ook in de periode daarna tot aan zijn gewelddadige dood in 754 veel heeft betekend voor Utrecht.