Van harte gaat het niet, maar Kamer wil testwet toch maar steunen
Zorgminister Hugo de Jonge krijgt dinsdag bij de stemmingen over zijn testwet vrijwel zeker een Kamermeerderheid achter zich.
Steun is er van VVD, D66 en CDA, zo viel donderdag op te maken uit de inbreng van de woordvoerders van deze partijen. Nadat De Jonge de ChristenUnie diverse toezeggingen deed, neigt ook die naar een ja. Van de oppositiepartijen is vooral GroenLinks overtuigd van de meerwaarde van de wet, die regelt dat coronamaatregelen eerder of in ruimere mate kunnen worden versoepeld als ondernemers en uitbaters alleen bezoekers of klanten toelaten die bij de ingang een negatief testbewijs kunnen laten zien.
Tijdens het debat was de kritiek aanvankelijk niet van de lucht. Diverse fracties poogden De Jonge af te remmen en zetten daartoe zwaar geschut in. PVV, FVD en JA21 deden voorstellen om in de wet een harde einddatum op te nemen die markeert tot hoelang deze van kracht mag zijn. FVD, PvdA en 50PLUS wilden het type samenkomsten waarvoor met toegangsbewijzen mag worden gewerkt drastisch inperken. De Jonge blijft er echter bij dat de globale aanduiding van niet-essentiële sectoren –sport- en jeugdactiviteiten, culturele instellingen, evenementen, restaurants en overige horeca– volstaat.
Definitieve keuzes kunnen volgens hem pas worden gemaakt in juni, waarbij de epidemiologische situatie doorslaggevend zal zijn.
Volgens de SGP dient de wettekst ook klip en klaar duidelijk te maken dat het tonen van een negatief testbewijs in de essentiële sectoren –openbaar vervoer, publieke voorzieningen– nooit kan worden verplicht. De Jonge is bereid die aanvulling te maken, als de Kamer het SGP-wijzigingsvoorstel dinsdag steunt. SGP-woordvoerder Kees van der Staaij uitte in het debat zijn zorg dat de overheid in de coronapandemie steeds gemakkelijker en steeds verder lijkt in te grijpen in de levens van burgers. Hij is ervoor beducht dat de overheid de testwet, die in principe drie maanden mag gelden, voortdurend zal verlengen om het zekere maar voor het onzekere te nemen.
Ook CU-woordvoerster Mirjam Bikker proefde een overdosis „beheersingsdenken” bij de overheid. Een belangrijk argument waarom de ChristenUnie de inzet van testbewijzen toch wil steunen, is dat die een belangrijk alternatief vormen voor burgers die willen afzien van vaccinatie. Bikker dwong verder af dat De Jonge terughoudend moet zijn om vanaf 1 juli een eigen bijdrage te gaan innen voor een testbewijs.
D66-woordvoerder Jan Paternotte vond dat de opzet van de wet rammelde. Die schetst nu uitvoerig aan welke vereisten de inzet van testbewijzen moet voldoen. Eén artikeltje achterin maakt duidelijk dat identieke voorwaarden later ook van toepassing kunnen worden verklaard op het vaccinatiebewijs en het immuniteitsbewijs. Volgens Paternotte klopt dat niet en moet van meet af aan duidelijk zijn dat er sprake is van één overkoepelende kaderwet die op alle drie de bewijzen betrekking heeft.
Het kabinet wacht af tot de Gezondheidsraad en het OMT hebben vastgesteld dat een vaccinatiebewijs min of meer dezelfde remmende werking heeft op de verdere transmissie van het virus als een testbewijs. Daarna kunnen ze aan elkaar gelijk worden gesteld „en daar moet dan niet eerst een tijdrovende procedure overheen gaan”, zei Paternotte.
D66 wil verder dat er voor het wel of niet inzetten van toegangstesten in het onderwijs een zwaar gewicht wordt toegekend aan de wensen van de studenten daaromtrent. Als die het testen niet zien zitten om zodoende zoveel mogelijk lessen fysiek te kunnen volgen, moet het kabinet dat ook niet forceren, is de gedachte. Kamerbreed leeft verder de wens dat de reistijd voor burgers om bij een teststraat te komen niet te lang zal zijn.
Als de Senaat de testwet op 18 mei goedkeurt, kan er vanaf begin juni door musea en restaurants met toegangstesten worden gewerkt.