Kerk & religie

Van der Vlies: RD moet binnen de kring samenbindend werken

Het Reformatorisch Dagblad is geen mensenwerk. Dat de krant bestaat, al vijftig jaar lang, is een wonder van de hemel. Voor directie en redactie ligt er echter nog wel een hoge opdracht: „Houdt wat ge hebt.”

Jan van ’t Hul
8 April 2021 20:06
Ir. B. J. van der Vlies (l.) en ds. D. J. Budding. beeld RD, Henk Visscher
Ir. B. J. van der Vlies (l.) en ds. D. J. Budding. beeld RD, Henk Visscher

Hervormd emeritus predikant ds. D. J. Budding (76) en voormalig SGP-fractieleider ir. B. J. van der Vlies (78) zijn van a tot z bij het Reformatorisch Dagblad betrokken geweest, van de eerste gesprekken in de jaren zestig tot 1 april 2021, de datum van de herdenking van het 50-jarig bestaan.

In de huiskamer van Van der Vlies in Maartensdijk zeggen ze, bijna uit één mond: „De krant is uit de nood geboren, op het gebed van vaak eenvoudige mensen, die in hun gezinnen een verantwoorde krant op tafel wilden leggen.” Wat ze beiden ook zeggen, is: „Laat het RD zich voorbereiden op de komende verdrukking.”

Het was ergens in het jaar 1967 dat twee mannen aanbelden bij een grachtenhuis in de binnenstad van Delft. Op driehoog woonde Bas van der Vlies, student civiele techniek, toen 25 jaar. „Mijn huisbaas riep me. Wie er aan de deur stonden? Twee mannen, diep in het zwart gekleed. De een met een hoed, de ander met een pet. Ze wilden mij spreken. De huisbaas beloofde in de buurt te blijven, want wat voor sekte had zich nu toch gemeld!”

De twee mannen waren L. H. Oosten, ambtenaar op het gemeentehuis te Zeist, en G. den Boer, antiekhandelaar in Driebergen. Hun vraag was of het niet tijd was om een eigen krant te beginnen. De gereformeerde gezindte werd steeds minder begrepen en in de media steeds vaker onheus bejegend. Beide bezoekers meenden ook al een beetje te weten wat voor krant hun voor ogen stond: het moest een landelijke krant zijn die interkerkelijk was. Van der Vlies: „Of ik wilde toetreden tot een comité dat de krant moest gaan oprichten. Op dat moment begonnen we aan een samenwerking die nu al meer dan vijftig jaar duurt.”

16984202.JPG
Ds. D. J. Budding. beeld RD, Henk Visscher

Dirk-Jan Budding, toen 23 jaar, maakte als penningmeester vanaf het begin deel uit van het comité, dat even later werd omgezet in de Stichting Reformatorische Publicatie.

Het RD is een zegen, zegt ds. Budding. „En ook een wonder. Het was geen mensenwerk wat er toen gebeurde. Ondanks veel tegenstand van prominenten uit de kerkelijke en politieke wereld van die dagen is de krant er gekomen. Veel hervormd-gereformeerden zagen het niet zitten met ons, een paar jonge idealisten. In de Gereformeerde Gemeenten hadden ze er in het algemeen weinig vertrouwen in. In de SGP hadden ze er geen verwachting van. Maar het RD werd toch uit de nood geboren en de God van de hemel heeft het ons doen gelukken.”

Van der Vlies: „Er zijn veel momenten geweest waarop we ons afvroegen of ons plan wel kans van slagen had, maar verschillenden van Gods kinderen hadden persoonlijk te geloven gekregen dat de krant er komen zou. Ze hadden er gebedswerkzaamheden mee. Dat gaf altijd moed om verder te gaan.”

Ds. Budding: „We werden beschouwd als een extreem stelletje, dat zonder enig verstand van journalistiek een krant dacht te kunnen oprichten. Maar in de geschiedenis van de kerk zijn wel meer grote dingen tot stand gekomen door geringe middelen.”

Van der Vlies: „En we hádden er ook geen verstand van. Maar de nood lag op ons hart gebonden. Op het noodgeschrei deed God grote wonderen.”

16984201.JPG
Ir. B. J. van der Vlies. beeld RD, Henk Visscher

Het RD is een zegen van Boven, toch mankeerde er best wat aan.

Van der Vlies: „Dat is gebleken ook. Waar gehakt wordt, vallen spaanders. Er zijn dingen gebeurd waar we niet met genoegen op terug kunnen kijken. Toch heeft de krant een plaats in de gereformeerde gezindte gekregen die niet meer weg te denken is.”

Wat had er anders gemoeten?

Van der Vlies: „De krant moest een dam opwerpen tegen de tijdgeest. Dat was een gevleugeld woord in die beginjaren. Maar of dat ook echt gelukt is? Ik vind dat de krant Nederland niet díé zegen heeft gebracht waarop we weleens hadden gehoopt. En we kunnen ook de vraag stellen of we er met elkaar wel voldoende in geslaagd zijn om voor iedereen inzichtelijk te maken hoe rijk het leven met de Heere is. Dat was een hoog gegrepen ideaal, maar zo lag het wel in ons hart. We hebben geprobeerd om helder te getuigen van de hand van God in deze wereld. Dat heeft ons altijd samengebonden.”

Ds. Budding: „En al mankeerde er genoeg aan, het blijft een wonder dat de krant vijftig jaar lang verschenen is, iedere dag. De Heere heeft de krant aan ons gegeven, en heeft ook mensen gegeven die het werk konden doen. Ds. Du Marchie van Voorthuysen zei in het begin weleens: „Ik geloof niet dat er op de hele wereld een krant is als het RD. Waar vind je een krant met iedere dag een meditatie van een oudvader?” Maar toch, zijn wij zelf in bestuurlijk opzicht geweest die we hadden moeten zijn? Hebben we zelf voldoende het beginsel bewaakt? Hebben we God wel aangelopen als een waterstroom om van Hem een zegen over het werk te begeren? We moeten zeggen: Te weinig hebben we de nood beseft, te weinig gebeden om godvrezende redacteuren, want de redactie moet wel het echte werk doen.”

De krant is gaandeweg een volwaardige krant geworden.

Ds. Budding: „Naarmate de krant volwassener werd, werd hij algemener en breder, ook in de richting van de evangelische wereld. En de breedte gaat nog weleens ten koste van de diepte. Het RD wil een dagblad zijn dat ook bij de wereld respect afdwingt. Werfkracht naar de wereld toe en tot zegen zijn voor ons hele volk is een van onze doelstellingen. We moeten echter wel beseffen dat onze beginselen haaks staan op de tijdgeest. Daarom zullen we altijd haat en vijandschap oproepen als we het Woord in alle liefde, maar ook in alle scherpte laten klinken. Hebben we dat ervoor over? We hebben ons altijd sterk gemaakt voor de onverkorte verwoording van artikel 36 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis. Daar ligt het hart van ons beginsel. Als het RD dat loslaat, raken we op het spoor van de mens der zonde. Ik erken hierbij de ontzettend moeilijke positie van directie en hoofdredactie.”

16984203.JPG
Het RD-gebouw aan de Stationsstraat in Apeldoorn. beeld RD

Van der Vlies: „Onze bezorgdheid wordt natuurlijk ook ingegeven door allerlei ontwikkelingen in de achterban. Je kunt het RD niet isoleren van de groep waarvoor de krant gemaakt wordt. Ook onder ons ontstaat steeds meer discussie over thema’s die vanouds volkomen zekerheid hadden. We maken allemaal een ontwikkeling door en dat kun je in de krant terugvinden. Sluipenderwijs komt onder ons steeds meer verschil van mening openbaar. De kernvraag is, voor ons allemaal, altijd weer: Hoe verstaan we Gods Woord? Welk gezag heeft de Bijbel voor ons, als het gaat over het Schriftgezag, over schepping en evolutie, over de verhouding tussen man en vrouw en huwelijk en gezin? Het moet in Apeldoorn wel halswerk zijn om de kern van ons theocratisch beginsel overeind te houden.”

Ds. Budding: „De kernzaken van het geloof en van de Bijbel zijn glashelder, maar ik besef ook wel dat ik, als ik op de stoel van de hoofdredacteur zou zitten, het er niet beter van af zou brengen.”

Laat nog eens een boodschap achter voor de krantenmakers.

Ds. Budding: „Vrees God! Hoe zou je de geesten van deze tijd kunnen beproeven als je zelf geen geestelijk leven kent? Zonder een levend geloof en een persoonlijke relatie met de Heere is het ook voor journalisten onmogelijk om tegen de geest van de tijd in te roeien. De krant staat of valt met de godsvreze van redacteuren. We kunnen een prachtig mediabedrijf hebben, maar als de mensen de tere vreze Gods niet kennen, dan mogen wij wel vrezen. Redacteuren moeten de geest van God hebben, niet die van de wereld. Dus, jongens: vrees God en houd Zijn geboden.”

Recent heeft ds. Budding in bestuurskringen van EMG het voorstel gedaan eens onderzoek te doen naar verschuivingen in de achterban in het denken over grote ethische en godsdienstige thema’s. Of het onderzoek er komt, weet hij niet.

„Het lijkt me wel van belang om te weten hoe we vroeger dachten en hoe we nu denken, over bijvoorbeeld geloof, bekering en bevinding. Hoe zag het geestelijk klimaat in de beginjaren van de krant eruit, en hoe is dat nu? In de gezindte zie je dingen verschuiven. Laten we ons van zulke processen bewust zijn. Is de Heere God? Dient Hem. Is Baäl God? Dient hem. Die radicaliteit mag ons niet gaan ontbreken. Een krant kiest, elke dag. Het RD kiest ook, elke dag. Ik zou graag willen zeggen: Kies dan bewust voor wat relevant is in het licht van Gods Koninkrijk. Wat in de mainstream van de wereld wordt verkondigd, kan onze leidraad niet zijn. We vertolken geen mening, maar de waarheid.”

Voor Van der Vlies is het wel een vraag hoe de redactie haar overtuiging onvervalst kan laten klinken, zodanig dat het mensen niet onnodig afstoot maar aan elkaar en aan het Woord verbindt. „We mogen mensen niet nodeloos kwetsen. Maar de kool en de geit sparen, dat gaat ook niet. Ds. P. Zandt zei dan weleens: De zonde moet zonde blijven. De zonde moet ook benoemd en aangewezen worden. Maar tegenover de zondaar moeten we ons wel mild willen opstellen, in de hoop hem voor de Bijbelse boodschap te winnen. Het RD moet binnen de kring samenbindend werken, zonder dat dat ten koste gaat van de waarheid en van het principe.”

Van der Vlies ziet donkere wolken aan de einder verschijnen: „Er is veel om bezorgd over te zijn. De tegenwind wakkert aan. De ruimte om te zeggen wat in het licht van Gods Woord de waarheid is, wordt steeds kleiner. Toch worden we geroepen om te blijven bij de bron van Schrift en belijdenis, bij het Woord van God, mét zijn vermaningen. Het gaat, zeker in de krant, om de voortgang van Gods Koninkrijk. We mogen niet afdoen aan Schriftuurlijke idealen, want dan komen we bij de afgoden terecht.”

Ds. Budding: „We moeten ons voorbereiden op tijden van verdrukking. De tijdgeest staat niet stil. Als we onze kinderen op school niet meer mogen leren dat alles wat strijdt met Gods wil zonde is, dan moeten we erop rekenen dat we dat over tien jaar ook niet meer in de krant mogen zeggen, en ook niet in de kerk. Zijn we ons ervan bewust dat we nog maar een kleine tijd hebben om te doen wat in de Bijbel staat?”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer