Verdeelde reacties op onderzoek in Palestijns gebied
Het Internationaal Strafhof ondermijnt zichzelf door vermeende oorlogsmisdaden van Israël in Palestijnse gebieden te gaan onderzoeken, vindt jurist Andrew Tucker. „Het besluit is aan alle kanten aanvechtbaar.”
Aanvechtbaar is het volgens Tucker alleen al omdat Israël niet bij het hof is aangesloten. „Bij de oprichting haakte Israël op het laatste moment af, omdat het al voorzag dat het strafhof als wapen tegen Israël gebruikt zou gaan worden. Omdat Israël niet meedoet, heeft het hof zich in allerlei juridische bochten moeten wringen om zich deze zaak toe te eigenen.”
En, vraag hij zich af: wat zou er strafbaar moeten zijn? „Bij oorlogsmisdaden denk je aan moord en verkrachting. In dit geval gaat het echter onder meer om de stichting van nederzettingen in Palestijns gebied. Het kan verkeerd zijn om ergens te gaan wonen, maar is het een misdaad? Het internationaal recht verbiedt alleen het gedwongen verplaatsen van bevolkingsgroepen. De Joden die in Jeruzalem, Judea of Samaria wonen doen dat niet omdat ze daar door hun regering zijn geplaatst, maar omdat Joden eeuwenlang in die gebieden hebben gewoond (behalve toen het tussen 1948 en 1967 door Jordanië werd gezuiverd van Joden).Het hof krijgt het nog lastig als het zo’n politiek en historisch uiterst beladen kwestie onder het strafrecht wil brengen.”
Het strafhof besloot in deze kwestie te doen alsof Palestina al een staat is. „Daarmee creëer je een werkelijkheid die niet bestaat en daarmee ondergraaft het hof zijn eigen gezag”, vindt Tucker, die werkt voor de denktank Thinc, die Israël verdedigt tegen aantijgingen van juristen. „Het is een gevaarlijke ontwikkeling dat in het internationaal recht het accent verschuift van staten naar groepen mensen, want je belandt in een grijs gebied waar niemand gezag en verantwoordelijkheid heeft.”
De zaak zal de Palestijnen op lange termijn geen goed doen, vreest Tucker. „Zij zijn er helemaal niet bij gebaat dat Palestina als staat wordt beschouwd terwijl er niet eens een fatsoenlijke regering is. Het Israëlische nederzettingenbeleid krijgt nu de schuld van de situatie waarin de Palestijnen verkeren, maar dat is niet het probleem. Palestina heeft een behoorlijk bestuur nodig dat economie, gezondheidszorg en onderwijs voor zijn onderdanen regelt. Door Israël nu in de beklaagdenbank te zetten, ondermijnt het strafhof het vredesproces alleen maar. Er zijn wel andere landen die het hof zou kunnen aanpakken, maar Israël is een makkelijk doelwit.”
Met klachten over eventuele misdrijven kunnen de Palestijnen bij Israëlische rechtbanken terecht. „Die functioneren net zo goed als in andere westerse landen. Zoals Australië, waar ik vandaan kom, nu eigen soldaten vervolgt voor misdrijven in Afghanistan, zo aarzelt Israël ook niet eigen mensen aan te pakken. Dat gebeurde ook met de militairen die het schip tegenhielden dat de blokkade van de Gazastrook wilde doorbreken. Dit is trouwens een fundamenteel uitgangspunt van het strafhof: daar waar een functionerend rechtssysteem is, heeft het internationale hof niets te zoeken; het zogeheten complementariteitsbeginsel).”
Het strafhof wil ook misdaden van Palestijnse milities, zoals die van Hamas, gaan onderzoeken. „Dat wordt lastig”, meent Tucker. „Hamas zal niet willen meewerken. En als de aanklagers eerlijk te werk gaan, komen ze ook misdaden van de Palestijnse Autoriteit tegen. Die zullen ze ook moeten aanpakken. Terwijl dat feitelijk niet de bedoeling van deze politieke beslissing is”
Acceptatie
Prof. dr. Marcel Brus, hoogleraar internationaal publiekrecht in Groningen, is een andere mening toegedaan. „Een commissie van het Internationaal Strafhof heeft na zorgvuldig onderzoek vastgesteld dat dit onderzoek binnen het statuut van het hof valt. Dat hebben we te accepteren als het recht dat nu geldt. Ik hoop dat Nederland zich erbij neer zal leggen dat het recht zijn loop zal hebben.”
Het argument dat Palestina geen staat is, telt volgens Brus niet. „Het is door de VN gekenschetst als staat. Al decennia is het praktijk dat het dan ook volwaardig aan verdragen, zoals het Statuut van het Internationaal Strafhof, kan deelnemen.”
Dat Israël niet bij het strafhof is aangesloten, is volgens de Groningse hoogleraar evenmin van belang. „Volgens het statuut heeft het strafhof rechtsmacht als er op het grondgebied van een aangesloten partij –in dit geval Palestina– misdrijven worden gepleegd. Als blijkt dat er misdrijven zijn, kan een nationale rechtbank die beoordelen. Alleen als een land dat niet zelf denkt te kunnen doen, zoals Kongo, of dit niet serieus wil doen, komt het internationale hof in beeld.”
Dat er aanleiding is voor onderzoek, is volgens Brus duidelijk. „Wat er in Israël gebeurt, houdt de mensheid al meer dan zeventig jaar bezig. De internationale regelgeving wordt er getart, zowel door Israël als door de Palestijnen. Er zijn rapporten over aanvallen op burgerdoelen. Dat het hebben van nederzettingen op andermans grond in strijd is met het internationaal recht, is ook helemaal geen vraag. Al is Israël het er niet mee eens dat het hier andermans territorium betreft.”
Israël is niet verplicht mee te werken. „Maar als een Israëli zou worden aangeklaagd, kan hij niet meer naar een land reizen dat bij het strafhof is aangesloten, want dat moet hem dan arresteren.”