„Kerk waar zending niet leeft, gelooft niet in eigen boodschap”
Westerse christenen schieten vaak tekort in hun zendingsbewustzijn, terwijl het zendingsveld al bij de buren begint. „Een gemeente waar zending niet leeft, gelooft zelf niet in haar eigen boodschap.”
Dat stelt dr. Steven Paas naar aanleiding van zijn nieuwe boek ”Westerse christenen met hun buren onderweg” (uitg. Boekscout, Soest).
De kerkhistoricus uit Veenendaal begint zijn boek met een herinnering aan zijn grootvader Willem Klein. Die leidde een moeitevol leven als veenarbeider. Zijn jongste zoon werd in 1944 vermoord door de Duitsers. Toch bleef hij een overtuigd christen. Steven was ongeveer acht jaar toen zijn opa tegen hem zei: „Jezus is de belangrijkste in je leven. Hij wil altijd bij je zijn.” Dr. Paas: „Het ontroert me dat God de jaren door deze geloofsuitspraak heeft willen gebruiken om mij vast te houden, vooral in tijden van crisis en duisternis.”
Levenslang
Zending van christenen duurt levenslang en begint naast de voordeur, misschien zelfs achter de voordeur, aldus dr. Paas. Christus, de Gezondene van de Vader, is christenen voorgegaan en laat hen deelnemen in Zijn missie. Als participanten in de zending van Christus dienen zij hun omgeving als „vreemdelingen en priesters”, zo zegt dr. Paas, aansluitend bij een boek van zijn zoon Stefan, door wie hij zich heeft laten inspireren. Vader en zoon hebben een missiologische drive: Steven was zendingswerker in Malawi, Stefan is hoogleraar missiologie in Amsterdam en Kampen.
Gods missie in Jezus Christus heeft universele reikwijdte, aldus dr. Paas. De zendingsopdracht heeft geen raciale of etnische voorkeuren. Ook het Joodse volk is een voorwerp van zending voor de kerk. Het oudtestamentische Israël heeft de universele missie om tot heil voor de wereld te zijn niet kunnen uitvoeren; die missie is nu in Jezus Christus mogelijk geworden.
Dr. Paas zet uiteen dat er raakpunten zijn met andere religies, al zijn die niet heilbrengend. Hij verwijst naar zijn ervaringen in Malawi, waar hij veel traditionele namen voor de ene God tegenkwam. „God heeft elementen van waarheid en schoonheid in andere religies en culturen laten bestaan. Tijdens mijn verblijf in Afrika kwam ik in de zogenaamde armste heidense hutten een beschavingsniveau tegen dat niet zelden hoger was dan wat het rijke, moderne Westen biedt.”
U keert zich in uw boek tegen de algemene verzoening, maar ook tegen de stelling dat Jezus niet voor iedereen is gestorven.
„Dat klopt, want als je dat bijvoorbeeld in een Marokkaanse wijk in Veenendaal niet kunt zeggen, dan sla je het voornaamste wapen van zending uit handen. Helaas wordt niet iedereen gered en daarom moet je als gemeente naar buiten om het Evangelie te verkondigen, anders geloof je ook zelf niet in je eigen boodschap. Als Jezus alleen voor bepaalde mensen zou zijn gestorven, waar moet je je dan druk om maken?”
Paas behandelt in zijn boek diverse uitvluchten om niet aan zending te doen, zoals: het is alleen voor specialisten, of: met iedereen komt het wel goed. De verdeeldheid van de kerk is ook funest. „Er is waarschijnlijk geen enkele gebod van Jezus ernstiger overtreden dan Zijn bede om eenheid en liefde tussen Zijn volgelingen.”
Paas laakt een gemeentebegrip waarin mensen eenzijdig focussen op de vraag: Ben ik wel bekeerd? „Hoe goed en noodzakelijk die vraag ook is. Het wordt echter anders wanneer de vraag naar persoonlijke verlossing en heil zoveel accent krijgt, dat het belijden van de gemeente als gemeenschap der heiligen een loze kreet wordt. De geestelijke blik wordt verengd, inclusief het missionaire aspect. De gemeente is niet bedoeld als een gesloten organisatie, maar als een open zendingsorganisme.”