Pauline Terreehorst: op zoek naar het verhaal achter oude jurken en ansichtkaarten
Jaren geleden kocht Pauline Terreehorst een oude koffer. De inhoud ervan –japonnen, kant, ansichtkaarten– leidde haar naar kasteel Finstergrün, in de bergen ten zuiden van Salzburg. Daar ontdekte ze het levensverhaal van gravin Margarethe Szapáry, geboren Henckel von Donnersmarck (1871-1943).
Pauline Terreehorst ging vroeger, toen het veilinghuis Sotheby’s nog een vestiging had aan de Amsterdamse Zuidas, soms naar de kijkdagen van interieurveilingen – ook al kocht ze bijna nooit iets. Maar in 2004 bood ze op een oude koffer van een beroemd merk: Gucci. In die koffer bleken jurken te zitten en bontkragen, rijjasjes, rijlaarzen, jagershoedjes en kant. Er hoorden ook twee dozen bij, met een aantal albums vol ansichtkaarten uit het begin van de twintigste eeuw.
Zag u meteen dat u iets bijzonders in handen had?
„Toen ik die koffer kocht, heb ik alles wat erbij hoorde vluchtig bekeken. Ergens zag ik de naam van gravin Jolanta Szapáry opduiken, maar dat zei me toen nog niet veel. Ik had in eerste instantie meer belangstelling voor de jurken, en voor het prachtige kant – dat heb ik gebruikt voor de wiegjes van mijn kleinkinderen. De dozen met albums zette ik op zolder. Pas jaren later ben ik wat beter naar die ansichtkaarten gaan kijken, die duidelijk door iemand verzameld waren. Ik vond namen van steden, van gebieden, namen van mensen… De meeste kaarten waren gericht aan moeder en dochter Szapáry, die tussen 1900 en 1940 op kasteel Finstergrün woonden, een eindje onder Salzburg.”
En dus ging u naar dat kasteel toe.
„Ik dacht: Ik moet daar gewoon eens heen. Ik had gezien dat er een tentoonstelling was, gemaakt door een student die zelf uit de regio afkomstig was, Christian Blinzer. Hij was afgestudeerd op de geschiedenis van het kasteel en de vrouw die het maakte tot wat het was: gravin Margit Szapáry, geboren Henckel von Donnersmarck. Ik praatte met hem, ik bekeek het kasteel en de tentoonstelling, er opende zich een hele wereld voor me. En ik hoorde daar voor het eerst dat de familie Szapáry een jaloerse buurjongen had: Hermann Goering.”
Dacht u toen: Daar ga ik over schrijven?
„Nee, ik zag nog niet hoe het verhaal van deze vrouw een boek zou kunnen worden. Ik wilde eerst meer weten, ik was nieuwsgierig naar wat er achter die jurken en die ansichtkaarten zat. Af en toe was ik er mee bezig, en dan liet ik het weer een tijd liggen. Het idee van een boek ontstond pas toen ik ontdekte wat er later met de familie was gebeurd, en waar alle meubels uit het kasteel waren gebleven. Een Duitse kunsthistorica bleek in 2016 in München de veilingcatalogus te hebben gevonden, achter een verwarmingsketel. Dat is het mooie van onderzoek doen in deze tijd: je kunt zóveel online lezen en uitzoeken. Ik kon die hele catalogus, met alle namen van de kopers, gewoon thuis downloaden. Dat was de aanleiding om te gaan schrijven.”
Het bijzondere van uw aanpak is dat u het verhaal laat opkomen uit de materiële cultuur: ansichtkaarten, meubels, een kasteel.
„Dat is ook mijn vak. Bij kleding en meubels heb je het over tekensystemen die iets zeggen over de opvattingen van mensen, over de tijd waarin ze leefden. Dat fascineert me: wat voor verhaal zit er áchter die voorwerpen, die huizen, die mensen? Goering zag in de bezittingen van Margit Szapáry iets van de Germaanse cultuur, hij wilde die meubels en andere dingen zelf hebben. Hij zag ze al heel jong als iets begerenswaardigs, als de stoffering van een soort leven dat hij zelf niet had. In de context van het opkomende nazisme kregen zulke voorwerpen ineens een heel andere betekenis dan ze hadden in de tijd waarin Margit Szapáry ze aanschafte.”
Wat hád Margit Szapáry, dat u door haar geboeid raakte?
„Die vrouw hield haar rug recht in een omgeving waarin mensen allemaal achter de nazi’s aanliepen – de helft van de Duitse adel was in die tijd Hitler-gezind. Ik vond het heel bijzonder, dat Margit Szapáry daar anders in stond. Ze was een onafhankelijke vrouw, die bovendien veel heeft meegemaakt. De grote, Europese geschiedenis komt in haar leven dichtbij. Zoals het met haar ging, ging het met veel adellijke families op al die kastelen in Oostenrijk, Tsjechië, Slowakije, Slovenië, Polen, en Hongarije. Hun manier van leven ging langzaam voorbij en verdween. Er is in die landen zoveel gebeurd in de twintigste eeuw, steeds weer veranderden de machthebbers en de grenzen. Misschien is dat ook wel de reden dat de Polen en Hongaren zich nu extra vastklampen aan hun nationale identiteit.”
U beschrijft de ontwikkeling van Margit Szapáry aan de hand van portretten.
„Eerst is ze een braaf meisje met een strik in het haar, een meisje dat haar moeder graag helpt en de administratie doet. Op haar bruidsfoto is ze opgedirkt in een prachtige jurk, maar zó ingesnoerd rond de taille… Het mens moet bijna flauwgevallen zijn, want ze had een fors postuur. Ze was toen 29 jaar, in die tijd stokoud voor een meisje dat voor het eerst trouwde. Maar haar ultieme poging om aan de man te raken was dan toch gelukt. Een paar jaar later is ze al weduwe, en dan ziet ze er ineens heel modieus-eenvoudig uit, bijna Chanel-achtig, zoals meer intellectuele, onafhankelijke vrouwen van haar tijd. Ze heeft een eigen vorm van moderniteit gevonden. Daarna, als haar kinderen volwassen zijn, raakt ze betrokken bij de Katholische Frauen Organisation, en dan wordt ze nogal religieus en conservatief. Ook dat is aan haar te zien.”
Margit Szapáry begon als een schatrijke vrouw, maar haar bezittingen eindigden op kunstveilingen. Hoe kwam dat?
„Ze had een bruidsschat van, omgerekend, zo’n acht miljoen euro. Daarnaast kreeg ze in het begin forse apanages, een soort toelage, van de leider van het adellijke huis waartoe ze behoorde. Met al dat geld heeft ze –eerst samen met haar man, maar algauw alleen, als weduwe– kasteel Finstergrün opnieuw opgebouwd en prachtig ingericht. Ze heeft een huis, een omgeving gemaakt waarin de verbinding met de natuur centraal stond. Ze heeft trouwens ook andere goede dingen gedaan met haar geld. Ze zorgde er bijvoorbeeld voor dat de mensen in haar dorp, Ramingstein, een voor die tijd moderne school kregen, en de regio kreeg een telefoonnetwerk. Ze bestelde kunstmest voor de boeren en kocht boerderijen op voor de teruggekeerde oorlogsinvaliden van de Eerste Wereldoorlog. Maar ze verloor veel geld door de aankoop van Oostenrijkse oorlogsobligaties. Vandaar dat ze in de jaren twintig een soort B&B is begonnen voor adellijke families – iets nieuws in die tijd. Daarna kwam de crisis van de jaren dertig, en daarna de Anschluss met Duitsland. Goering probeerde toen haar bezittingen in beslag te nemen. In die tijd, bijna aan het eind van haar leven, heeft ze zelf het initiatief genomen en haar inboedel verkocht, zodat hij er niet meer aan kon komen.”
Gaan uw lezers straks op vakantie naar kasteel Finstergrün?
„Dat zou goed kunnen, want het is tegenwoordig een protestants-christelijk familiepension. Het ligt prachtig in de bergen. Maar dat geldt niet voor de Poolse en Hongaarse kastelen in Midden-Europa uit mijn boek. Er is daar geen geld om ze mooi te restaureren. Bovendien liggen de Silezische paleizen die in mijn boek een rol spelen vlakbij Auschwitz, de plek van de schande van de Tweede Wereldoorlog. Daar ga je niet naar een mooi landgoed kijken.”
Vindt u het erg, dat de dingen verloren raken en voorbij gaan?
„Nee, maar ik vind wel dat je oude spullen niet zomaar weg moet doen. Je kunt ze op een nieuwe manier gebruiken. In ons huis staan bijvoorbeeld een paar meubels uit het ouderlijk huis van mijn man en mijzelf. Als aandenken, als teken van waar we vandaan komen. Het stuit me tegen de borst om die in een kringloopvrachtwagen te laden. Ik maak deel uit van een geschiedenis. Dat is ook waarom ik erover schrijf. Als je schrijft of filmt, probeer je iets wat dood is weer tot leven te wekken, je probeert een hoeder van herinneringen te zijn.”
Boekgegevens
Het geheim van de Gucci-koffer. Hoe de adel uit Midden-Europa verdween, Pauline Terreehorst; uitg. Prometheus; 294 blz.; € 22,50.