Opinie

Uitsluiting belemmert terugkeer ex-delinquent in samenleving

Als de samenleving de terugkeer van een overtreder na diens straf tegenhoudt, is dat mogelijk riskanter dan wanneer een persoon weer onderdeel wordt van de maatschappij.

​Ruben Aksay
3 December 2020 10:51Gewijzigd op 4 December 2020 12:16
„Het adagium ”eens een dief, altijd een dief” lijkt het veelal te winnen van geloof in herstel en een succesvolle terugkeer in de maatschappij.” beeld iStock
„Het adagium ”eens een dief, altijd een dief” lijkt het veelal te winnen van geloof in herstel en een succesvolle terugkeer in de maatschappij.” beeld iStock

Het strafrecht is volop in ontwikkeling en staat flink in de schijnwerpers. Dagelijks valt er in de krant wel iets te lezen dat gerelateerd is aan het strafrecht; zelfs in coronatijd staat het strafrecht niet stil. De overeenkomsten tussen de strafrechtelijke ontwikkelingen en nieuwsgeving zijn vooral dat de reactie op misdaad steviger moet zijn. Ons strafrecht zou niet meer kunnen voorzien in de vraag om rechtvaardig te straffen. Dat leidt er bijvoorbeeld toe dat de behoefte groot is om de regeling van de voorwaardelijke invrijheidstelling te beperken, de mogelijkheden van tbs te vergroten en vaker een (hogere) gevangenisstraf op te leggen. Vooral die gevangenisstraf lijkt weer behoorlijk in trek te zijn. Onlangs heeft de minister een wetsvoorstel ingediend waardoor de maximale straf voor doodslag fors zou worden verhoogd.

Hoewel die gevangenisstraf ‘populairder’ wordt, is het de vraag of die straf wel zo effectief is. Het antwoord op die effectiviteitsvraag hangt bovendien samen met de vraag naar de grondslag en het beoogde doel van die straf. De grondslag van de (gevangenis)straf is veelal vergelding. De gevangenisstraf zelf behelst vrijheidsbeneming. De wijze van tenuitvoerlegging ziet niet op vergelding. De tenuitvoerlegging van die gevangenisstraf is namelijk gericht op resocialisatie. Ze wordt zoveel mogelijk „dienstbaar gemaakt aan de voorbereiding op de terugkeer in de maatschappij” (zie art. 2 lid 2 Penitentiaire beginselenwet, Pbw).

Een (groot) deel van de Nederlandse bevolking zal zich moeilijk kunnen vinden in dit uitgangspunt. Iemand die verschrikkelijke misdaden heeft gepleegd, moet toch in de gevangenis flink boeten? Dus zwaarder straffen en, als de crimineel toch op vrije voeten komt, deze onder toezicht stellen. Deze strenge houding en aanpak van criminaliteit voeren tegenwoordig de boventoon. Die repressieve aanpak is echter niet altijd makkelijk te rijmen met resocialisatie. Maar eerst: wat houdt resocialisatie precies in?

Sociaal contract

Resocialisatie wil bewerkstelligen dat de ex-gedetineerde weer deel gaat uitmaken van de samenleving. Een belangrijk startpunt is dat door de straf de oude (samenlevings)toestand hersteld wordt. Het begint ermee dat de misdaad moet worden vergolden. Het tweede onderdeel van dat ”herstel” is dat de misdadiger weer bij de maatschappij gaat horen.

Een mooi voorbeeld om die samenlevingstoestand te verhelderen, is het ”sociaal contract” (zie Jean-Jacques Rousseau en Cesare Beccaria). In deze theorie wordt de (straf)wet gezien als een collectieve overeenkomst of contract binnen onze samenleving. Daarin staan rechten en plichten. Impliciet gaan wij akkoord met die rechten en plichten; wij spreken zogezegd af wat wij al dan niet wenselijk gedrag vinden. U houdt zich aan deze overeenkomst, in de verwachting dat uw naaste dat ook doet. Deze overeenkomst is dus van toepassing op ons allemaal. Wie zich er niet aan houdt, pleegt contractbreuk, met andere woorden: een strafbaar feit. Dan plaatst hij zich buiten die afgesproken gedragskaders van de collectieve overeenkomst.

Recht op herstel

Hoe kan deze persoon weer volwaardig partij worden bij deze collectieve overeenkomst (resocialisatie)? Hij moet zijn contractbreuk erkennen en de boete betalen die deze overeenkomst voorschrijft. Die ”boete” is dus de straf. Zo wordt geprobeerd de oude situatie te herstellen. Een belangrijk gevolg van die straf is dat de ex-contractbreker weer partij mag zijn bij de collectieve overeenkomst; hij heeft zijn boete immers betaald. De deur naar resocialisatie, naar de samenleving, staat dan open. Objectief gezien heeft de ex-delinquent (met de nadruk op ”ex”) weer het recht om contractpartij te worden.

Maar hoewel hij ”recht” heeft op het opnieuw aangaan van de overeenkomst, gaat dat niet zo makkelijk. Niet iedereen zit te wachten op de terugkomst van de ex-delinquent. Wat als het te riskant is om de ex-contractbreker weer een contract toe te vertrouwen? Stel dat hij wéér contractbreuk pleegt.

Op een paradoxale wijze is het juist gevaarlijk om de ex-contractbreker buiten dat sociaal contract te houden. Dan staat hij immers automatisch buiten onze overeenkomst en ligt het gevaar op de loer om daar ook naar te gaan handelen. Anders gezegd: waarom je best doen om erbij te horen, wanneer anderen je er duidelijk niet bij willen hebben?

Felle ‘bouwlampen’

In de praktijk is veelal risicomanagement het uitgangspunt geworden. Naast vergelding is vooral preventie een belangrijke rol gaan spelen. De idee dat het leven maakbaar en beheersbaar is, trekt ook duidelijk haar sporen in het strafrecht: hoe kunnen we voorkomen dat iemand wéér in de fout gaat? Bijvoorbeeld een locatieverbod of tbs-maatregel kan preventief werken. Zulke maatregelen zijn soms nodig, maar het probleem van die preventieve werking is wel dat hierdoor belemmeringen voor resocialisatie kunnen ontstaan. Door die maatregelen stellen wij ex-contractbrekers namelijk aanvullende voorwaarden, die hun positie als volwaardig contractpartij ondermijnt: u hoort er weer bij, maar toch ook weer niet. Wij zien deze personen, na het betalen van de boete, dan nog steeds als potentieel gevaarlijk, terwijl dat niet het geval hoeft te zijn. Is de kans dat zij wéér contractbreuk plegen voldoende reden om hen weg te houden bij het contract? Het gevolg is dan namelijk dat zij geen (volwaardig) onderdeel meer zijn van onze samenleving. Het adagium ”eens een dief, altijd een dief” lijkt het dan te winnen van geloof in herstel en een succesvolle terugkeer.

Het signaal aan de ex-delinquent dat hij of zij er niet (meer) bij hoort, wordt versterkt wanneer concrete strafzaken en verdachten onder het vergrootglas van (sociale) media worden gelegd. Felle inquisitoire ‘bouwlampen’ schijnen tegenwoordig niet alleen op criminelen maar ook op personen die ‘afkeuringswaardige’ uitspraken hebben gedaan, waarvan de strafwaardigheid te betwisten valt. Denk bijvoorbeeld aan politici die in onze ogen ”over de schreef gaan”. Die felle lampen hebben tot gevolg dat wij als samenleving menen de situatie heel helder te zien en zelfstandig kunnen concluderen dat iemand een deugniet is. Daarmee zeggen we feitelijk op voorhand: u doet niet meer mee! Deze boodschap van uitsluiting is iets wat haaks staat op die resocialisatie; door die boodschap worden zij buiten ons contract gehouden, wat stigmatisering en ongewenst gedrag bevordert. De geresocialiseerde moet zich inspannen om weer onderdeel te worden, maar het vraagt ook wat van ons als samenleving. Het contract is immers wederkerig! In hoeverre zijn wij bereid om iemand weer ”van de partij” te laten zijn?

De auteur is docent straf(proces)recht aan de Universiteit Utrecht en kerngroeplid bij de Stichting Mens en Strafrecht.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer