De eigen wereld van Wisse
Prof. G. Wisse was een mens die veel ruimte innam, soms ongeremd zijn eigen imago oppoetste. Tegelijk bereikte hij duizenden met het Evangelie, doorschouwde en ontmaskerde hij in zijn tijdredes vlijmscherp de toenmalige cultuur.
De christelijke gereformeerde predikant en hoogleraar was een man vol tegenstrijdigheden, zo blijkt wel uit het boek ”Een wereld op zichzelf. Prof. Gerard Wisse (1873-1957)” (uitg. Jongbloed, Heerenveen), dat deze week verscheen.
De in Middelburg geboren Wisse stond er bij auteur dr. Niels van Driel goed op toen hij ruim tien jaar geleden met zijn onderzoek begon. „Ik had zijn boek ”De droefheid naar God” als belijdenisgeschenk gekregen, in mijn studententijd las ik zijn memoires”, zegt de christelijke gereformeerde historicus. „Maar documenten en ooggetuigenverslagen hebben mijn beeld van Wisse een stuk gemengder gemaakt.”
Dat begon toen hij in enkele archieven op materiaal stuitte dat allerlei vragen over Wisse opriep. Zo tikte Van Driel, toen werkzaam bij het Nationaal Archief in Den Haag, in een database van dossiers van de naoorlogse rechtspleging wat namen in van gereformeerde voormannen, onder wie Wisse. „Bij Wisse was het raak. De inhoud van de dossiers loog er niet om. Wisse was in de Tweede Wereldoorlog, op zijn zachtst gezegd, ”deutschfreundlich” geweest. De politie deed daar in de naoorlogse jaren onderzoek naar.”
De interesse van Van Driel was gewekt. „Eerst wilde ik bij een klein aantal thema’s de bronnen naast Wisses memoires en naast biografieën leggen. Ik kwam echter zo veel nieuws tegen, dat mijn boek uiteindelijk een groot deel van zijn leven is gaan bestrijken, met de focus op de periode van 1920 tot zijn overlijden in 1957.”
U wilde vooral de bronnen laten spreken, en die waren „onthullend, soms ronduit onthutsend”, schrijft u.
„Onthullend in de zin dat de feiten andere taal spreken dan Wisses memoires en levensbeschrijvingen van hem. Uit de bronnen die ik heb geraadpleegd, komt een heel ander beeld van Wisse naar voren. Hij was een man die erg graag anderen naar zijn pijpen liet dansen. Het meest onthutsend vond ik dat er zeer sterke aanwijzingen zijn voor buitenechtelijke relaties, terwijl hij een strikte seksuele ethiek voorstond.”
Met welke steekwoorden zou u Wisse willen typeren?
„Hij was een onvoorstelbaar complexe persoonlijkheid, uiterst wendbaar. De rode draden in zijn leven zijn duidelijk, maar je hebt hem nooit helemaal in je vingers.
Wisse was een bevindelijke filosoof, dan wel een filosofisch aangelegde bevindelijke man, goed thuis in de grote geestesstromingen, de actualiteit, de nadere reformatoren en puriteinen. Dat leverde een bijzondere, boeiende mix op.
Wisse was een man van het volk. Hij sprak hun taal, had hen graag aan zijn voeten. En als dat niet het geval was, stak hij er alsnog in veel opzichten met kop en schouders bovenuit. In retorisch opzicht was hij een klein Kuypertje, al was hij toch ook weer heel anders dan de voorman van de Gereformeerde Kerken in Nederland. Wisse had geen enkele organisatorische ambitie of aanleg.”
Wisse verliet in 1920 de kerk van Abraham Kuyper en sloot zich aan bij de Christelijke Gereformeerde Kerk (CGK). Wat nam hij mee als ‘bagage’?
„Hij voelde zich niet langer thuis in de Gereformeerde Kerken in Nederland, niet qua gemeentebeschouwing, ook niet qua levenspraktijk. Hij voelde zich daarnaast onvoldoende gewaardeerd. En het is wel duidelijk dat hij in die tijd niet lekker in zijn vel zat.
Wat hij meenam? Een goede theologische scholing, veel predikantservaring, een brede blik, een groot netwerk. In bepaalde opzichten heeft hij beslist een reformatorische invloed uitgeoefend in de CGK, bijvoorbeeld wat betreft de frequentie van de avondmaalsvieringen. Twee keer per jaar vond hij echt te weinig.”
Wisse bleef nooit lang in zijn gemeenten. In zijn memoires schreef hij dat hij wel een dominee van drie jaar werd genoemd. Na Gouda (1898-1900) volgden Amsterdam-Overtoom (1900-1903), Leiden (1903-1906), Driebergen (1906-1909), Kampen (1909-1912), Bodegraven (1912-1916) en tot slot opnieuw Driebergen. Als christelijk gereformeerd predikant diende hij de gemeenten van Arnhem, Utrecht, Amsterdam-Oost en Middelburg.
Wat voor herder en leraar was hij?
„Wisse was geen herder. Hij hield zich verre van het pastoraat. Dies Koole, nu 94, een oud-catechisant van Wisse, vertelde eens hoe hij in 1942 vijf weken op bed lag met een longontsteking. Wisse kwam vaak op de boerderij van zijn vader, ouderling in Middelburg. Vanuit de deuropening riep hij zoon Dies toe: „Als dit ziekbed eens sterfbed zou worden, wat dan? Je denkt er nog maar eens over na”, en hij verdween weer naar de woonkamer.
Wisse vroeg zijn kerkenraden vrijstelling van de verplichting om huisbezoeken af te leggen, of hij deed dat uit zichzelf niet. Wisse was op en top een leraar; daarin floreerde hij. Als predikant en als redenaar. Hij bereidde zich tot in de puntjes voor. Voor de spiegel. Op logeeradressen konden jongeren door de deur heen horen dat hij aan het oefenen was.”
Wisse schreef honderd boeken, maar was vooral een volksredenaar. Voor zijn tijdredes liet hij een reclamebureau inschakelen, dat zorgde voor paard en wagen met informatie en een wervende tekst. Voor stampvolle zalen hield hij in totaal zo’n 10.000 redevoeringen, over alle mogelijke politieke, maatschappelijke, ethische en theologische onderwerpen. In 1918 was zelfs de Laurenskerk te Rotterdam te klein voor de duizenden die hem willen horen spreken over ”De ondergang der eerste wereld”.
Wisse pakte zijn hoorders met creatieve associaties. Zo ging hij ooit in op een bezoek van koningin Wilhelmina aan de Amsterdamse Jordaan, toen een volksbuurt, waarbij de bewoners de paarden van de koets hadden uitgespannen en deze zelf voorttrokken. Onder de indruk hiervan riep Wisse uit: „O, die Jordaan. Wat zijn er vele afvalligen in die oude volksbuurt van Amsterdam. Maar er zullen ook nog getrouwen zijn, die behoren tot de schare, die niemand tellen kan. Van één mensch, die uit de Jordaan kwam, weet ik het héél zeker: van Naäman de Syriër.”
Welke invloed had Wisse als apologeet?
„In academische kringen hoegenaamd geen, onder het gewone volk veel. Hij bracht hen in aanraking met andere meningen, die hij overigens niet altijd recht deed. Door het denken over allerlei kerkelijke, theologische en maatschappelijke thema’s te stimuleren, heeft Wisse blikverruimend gewerkt. Tegen de achtergrond van twee wereldoorlogen, morele verschuivingen en snelle ontwikkelingen op wetenschappelijk en technisch terrein, peilde hij de veranderingen. Telkens weer stelde hij de Godsvraag aan de orde: hoe verhoudt de oude leer van de kerk zich tot de ontwikkelingen in cultuur en maatschappij?”
Wisse vertoonde volgens u „zijns ondanks” profetische trekken.
„Daarmee reageer ik op de biografie ”Gerard Wisse. Een profetisch prediker” van Joh. de Rijke uit 1993. De profetische trekken die hij Wisse toeschrijft, sluiten te gemakkelijk aan bij diens zelfbeeld. Ze zijn me te hooggestemd, ze staan veel te los van de historische persoon, aan wiens karakter De Rijke een zuiverheid toedicht die hij in werkelijkheid niet bezat. Wisse moge in Gods raad hebben gestaan, van tijd tot tijd stond hij ook tot aan zijn lippen in de drassige puinhopen van zijn eigen leven.
Ik proef zeker wel de profetische gloed die soms over Wisses geschriften hangt. Mij heeft met name zijn ”Tijdrede over de hedendaagsche wereldgebeurtenissen en het gezicht der vier paarden in Openbaringen 6:1-8” uit 1918 getroffen.”
Tien jaar later krijgt Wisse een aanstelling aan de Theologische School in Apeldoorn. Wat voor iemand was hij voor zijn studenten?
„Een uitstekende docent ambtelijke vakken. Wisse bracht dertig jaar predikantservaring mee, wist de goede toon te vinden. Toen student N. Brandsma tijdens zijn eerste proefpreek de draad kwijtraakte, reageerde Wisse: „Je bent in het water gevallen, maar ik haal je er weer uit.”
Wisse was voor sommigen een geestelijke vader. Hij profileerde zich als hoogleraar steeds sterker als voorman van de bevindelijke rechterflank van de kerk.”
Toch keerde Wisse terug naar de pastorie.
„Hij maakte zich op den duur onmogelijk door een combinatie van factoren: eigengereidheid, slecht kunnen samenwerken, favoritisme. Hij kreeg het aan de stok met zijn collega’s Geels en Van der Schuit, die niet over zich heen wilden laten lopen. Er ontstond onrust in de kerken over zijn gedrag. En dan was er ook nog het hardnekkige gerucht dat hij over de schreef ging met zijn dienstbode, Rika Vroegindeweij.
De grond in het Wilhelminapark werd Wisse te heet onder de voeten. Het beroep van Amsterdam-Oost kwam als een verlossing. Zoals op zoveel momenten in zijn leven voerde hij zelf zijn gezondheidstoestand aan en die van zijn vrouw, maar er is geen enkele aanwijzing dat hij en zijn vrouw echt wat mankeerden.”
Tegelijk moet „op de bodem van zijn hart Psalm 139 hebben geleefd”, schrijft u op een andere plaats.
„Er zijn mensen die menen dat Wisse een en al toneelspeler was. Dat was zeker een verschijningsvorm van hem, maar –met anderen– ben ik ervan overtuigd dat hij niet gesproken en geschreven kan hebben zoals hij heeft gedaan zonder geestelijke basis. Ik denk dat zijn strenge theocentrische denken hem telkens weer op zijn plek voor God moet hebben gebracht. Zoveel is zeker: hij was een vat vol innerlijke tegenstrijdigheden, die zich menigmaal gedragen heeft op een manier die niet spoort met zijn theologie.”
U besteedt maar weinig aandacht aan die theologie van Wisse.
„Zijn theologie was niet mijn focus. Het ging mij om het leven van Wisse. Zijn denken en theologiseren heb ik slechts verwerkt voor zover dit nodig was om zijn levensgang beter te begrijpen. Het eigene van Wisses theologie, zo heeft prof. dr. A. Baars treffend getypeerd in de titel van een bundel preken, is vrije genade.”
Kunstmaan
In de zomer van 1957 raakte Wisse lichtgewond bij een auto-ongeluk. Even deed hij het wat rustiger aan, maar op donderdagavond 7 november beklom hij dan toch de kansel van de Koninginnekerk in Rotterdam. Voor een gehoor van 2000 mensen oreerde Wisse over de lancering van een kunstmaan door de Russen. Hij interpreteerde deze ruimteprestatie als een beeld van al het godsdienstige namaakwerk. De echte maan is –naar Hooglied 6:1– beeld van de schoonheid van Christus’ bruidskerk.
Lichamelijk was dit optreden een hele inspanning. Elf dagen later voelde hij het nog. „Die maan heeft me geen goed gedaan”, schreef hij. Op dinsdag 19 november zakte Wisse tijdens het doornemen van de post in elkaar. De arts kon slechts zijn overlijden vaststellen.
Mensen die Wisse hadden meegemaakt, durfden zich slechts terughoudend over hem uit te laten. Prof. J. J. van der Schuit schreef in een in memoriam in kerkblad De Wekker: „Deze grote in Israël kon soms zo klein doen, dat men zich afvroeg: is dit nu die zelfde man, die de duizenden weet te wentelen rondom de spil van zijn machtige oratie?”
Weinigen hebben Wisse écht gekend, zegt Van Driel. „Omdat hij zichzelf niet gemakkelijk liet kennen. Hij had enorm veel contacten, maar weinig vrienden. Wisse had meer behoefte aan praten tégen dan mét mensen.”