Voorbarige conclusies in coronatijd
Het coronavirus leidde tot een heuse golf aan coronaboeken. Nog tijdens de lockdown verschenen de eerste kritieken, duidingen en memoires. Wat leveren die op?
De auteurs die in de coronapandemie aanleiding zagen om een boek uit te brengen, deden een slimme zet. Geïnspireerd door de ongekende maatschappelijke ontwikkelingen –met alle nieuwigheden die daarbij hoorden– trokken ze zich dit voorjaar tijdens de ”intelligente lockdown” terug om in ijltempo de zaken in het juiste perspectief te plaatsen. De stroom publicaties die dat opleverde vormt een typische exponent van deze tijd, waarin zaken direct moeten worden geduid – ook als dat misschien niet wenselijk of bij nader inzien nogal prematuur of ongemakkelijk is.
De exercitie was bovendien gewaagd, want de Covid-19-getijden –en de maatschappelijke en politieke reacties– bleken bij nader inzien nogal onvoorspelbaar. Een bloemlezing van de eerste golf ‘coronaliteratuur’ laat dan ook zien dat wat meer distantie de kwaliteit van de boeken ten goede zou zijn gekomen. Auteurs die het coronavirus in een bredere maatschappelijke of filosofische context plaatsen, slaan bovendien minder snel de plank mis dan auteurs die al lessen uit het virus trokken voordat het op zijn hoogtepunt geraakte.
Biddag
Het is hachelijk om de tijden te duiden terwijl je je er middenin bevindt. Toch waagde historicus Geert Mak zich er vorig jaar aan met ”Grote verwachtingen”, waarin hij de eerste twee decennia van deze eeuw onder de loep nam voordat ze goed en wel waren verstreken. De kwetsbaarheid van zijn beschouwing bleek na biddag, toen het coronavirus de Nederlandse samenleving verlamde.
Mak zou echter Mak niet zijn als hij ook die situatie niet in perspectief zou kunnen plaatsen. En dus verscheen er een epiloog bij ”Grote verwachtingen”, waarin hij in briefvorm de ontwikkelingen duidt – prozaïsch, scherp en met doordachte historische verbanden. Toch dreigt de epiloog een halfjaar later zijn scherpte te verliezen. De „paradigmawisseling” waarover Mak spreekt –waarbij het wereldtonteel ingrijpend verandert– is ondanks de tweede lockdowngolf die Europa overspoelt nog weinig waarneembaar.
Eenzelfde manco is zichtbaar in de analyses van de Bulgaarse politicoloog Ivan Krastev. In ”Morgen komt geen dag te laat” analyseert Krastev hoe de pandemie ons continent verandert. Kijkend naar de maatschappelijke en economische ontwikkelingen op het continent concludeert Krastev: „Covid-19 infecteerde de wereld met kosmopolitisime, maar door het virus keerden de staten zich tegen globalisering.” Zo’n zinnetje bekt lekker en blijft hangen – terwijl de formulering in de verleden tijd er een zekere eruditie aan verleent. Maar omdat het te midden van maatschappelijke deining nog te vroeg is om de balans op te kunnen maken, dreigen Maks en Krastevs analyses een voorspelling te worden waarvan de uitkomst onzeker is.
Zo bezien kunnen filosofische en sociologische beschouwingen een stuk trefzekerder zijn omdat zij zich niet wagen aan een voorspelling. In ”De hamsteraar” steekt socioloog en filosoof Willem Schinkel dan ook af naar de diepte om het irrationele en soms immorele menselijk gedrag tijdens de lockdown te doorgronden. De wetenschapper betoogt dat hamstergedrag in potentie een revolutionaire kiem in zich kan hebben, die het kapitalisme omver kan werpen en de logistiek in de samenleving blijvend kan veranderen.
De Sloveense filosoof Slavoj Zizek ziet in de weergaloze ”live events” van afgelopen voorjaar al evenveel aanleiding om het menselijk gedrag nader te beschouwen. In ”Pandemie” haalt Zizek consumentengedrag, overheidsingrijpen en samenzweringstheorieën over de hekel, al zijn de columnachtige hoofdstukken –in tegenstelling tot Schinkels analyse– op zijn hoogst geestig en maar minimaal zingevend – alsof hijzelf ook niet weet hoe het nu verder moet.
Toch laat ook in het werk van beide filosofen de voorbarigheid zich gelden. Tot nu toe tonen de economie en samenleving immers zo veel veerkracht dat hun beschouwingen vooral een filosofische exercitie blijven. Als er al een logistieke ontwikkeling plaatsvindt, lijkt die bovendien eerder op een evolutie dan op een revolutie. Pas later zal blijken of –en in welke mate– de denkers het in hun doorgronding van de mens bij het rechte eind bleken te hebben. Het laat maar zien dat al te veel stelligheid in dit stadium van de coronamaatschappij nogal misplaatst kan zijn.
Die stelligheid lijkt dan ook eerder gerechtvaardigd als het gaat om verslaglegging van feitelijke gebeurtenissen. De vervreemdende beelden van uitgestorven straten, raambezoeken en beademingsapparaten kunnen immers met meer zekerheid worden gekwalificeerd dan de mogelijke langetermijngevolgen van het virus dat er aanleiding toe gaf. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de vreemde wereld waarin we dit voorjaar verzeild raakten inspireerde om zaken vast te leggen voor het nageslacht.
Confronterend
In ”Verlaten straten” bundelt Han van Bree alvast een selectie foto’s van de uitgestorven Dam, een lege Ramblas in Barcelona en een stil plein voor de Sint-Pieter in Rome. Doordat de vluchtigheid ontbreekt, maakt het boek confronterend duidelijk hoe het coronavirus grote steden tot stilstand bracht. Met zijn boek maakte Van Bree een treffend portret van de impact van Covid-19, dat de kracht heeft om ook na jaren de bevreemding van afgelopen voorjaar op te roepen.
De stille straten staan in schril contrast met de hectiek achter ziekenhuismuren. In ”De coronacrisis. Verhalen van de frontlinie” vertelt arts Gor Khatchikyan van binnenuit hoe het coronavirus artsen en patiënten raakte en hoe voor de buitenwereld schijnbaar meedogenloze afwegingen werden genomen. Daarmee vormt het boek een interessant tijdsdocument dat achteraf verheldering kan bieden over medische beslissingen in een hectische periode.
Omdat iedereen te midden van de lockdown zijn eigen teruggetrokken leven leidde, zou lectuur over het leven binnenshuis welhaast overbodig kunnen zijn. Toch leverde de combinatie van quarantaine en huidhonger inmiddels de nodige platvloerse proza op. Dat het anders kan, bewijst Monica Nieuwenhuijse-Thijsen, die in de crisis een voedingsbodem zag voor een novelle. In het reformatorische gezin dat ze in ”Al zou de vijgenboom niet bloeien” beschrijft, lijkt angst te overheersen. Krampachtig wordt het hier en nu vastgehouden, totdat ook de laatste strohalm moet worden losgelaten. Nieuwenhuijse laat echter zien dat verlies ook winst kan opleveren – zelfs als daar ogenschijnlijk onmenselijke offers voor moeten gebracht. Daarmee is de novelle niet alleen een mooi prozaïsch werk, maar ook een richtingaanwijzer.
Richtingaanwijzers bleken immers binnen en buiten christelijke kring onmisbaar toen opeens veel zekerheden in de westerse wereld werden weggeblazen. Inmiddels proberen volstrekt seculiere denkers en theologen al maanden antwoord te vinden op de vraag hoe je zin vindt in en na de pandemie – als er al een ”na” komt. Hun zoektocht leverde tot dusver een baaierd aan artikelen en boeken op met al evenveel verschillende invalshoeken. Zo beschrijft Tony Crabbe in ”Een nieuw begin” hoe je anders kunt werken en leven na corona. Praktische tips van de Amerikaanse welbevindensgoeroe moeten lezers activeren om de juiste keuzes te maken en thuis te gedijen; ze zijn misschien richtinggevend, maar zeker niet zingevend.
Als tijdens de pandemie iets is gebleken, is het dat de zingeving in crisistijden juist moet worden gezocht in het geestelijke – en dat kerken daar een belangrijke rol in kunnen spelen. De stroom meditaties, vermaningen en prekenbundels die in de afgelopen maanden verscheen kan ook helpen. Hun gemene deler, te midden van alle dogmatische verschillen, is dat het coronavirus de mensheid moet aansporen tot inkeer en omkeer. Die boodschap ten spijt lijkt een halfjaar na de verlamming van zo ongeveer de hele wereld vooral de pijnlijke conclusie van de Britse voorganger Tom Wright in ”God en de pandemie” bewaarheid te worden: na de lockdown zullen aardse zaken weer de agenda bepalen en God naar de achtergrond verdrijven. Zijn remedie: biddend leven. Het is een van de betere adviezen in alle lectuur die door een piepklein virus het licht zag.
Boekgegevens
Epiloog bij Grote verwachtingen, Geert Mak; uitg. Atlas Contact; 88 blz.; € 7,50;
Morgen komt geen dag te laat, Ivan Krastev; uitg. Atlas Contact; 96 blz.; € 10,-;
De hamsteraar, Willem Schinkel; uitg. Boom; 256 blz.; € 22,50;
Pandemie, Slavoj Zizek; uitg. UitgeverIJ; 152 blz.; € 17,50;
Verlaten straten, Han van Bree; uitg. Spectrum; 144 blz.; € 13,50;
De coronacrisis. Verhalen van de frontlinie, Gor Khatchikyan; uitg. in eigen beheer; 160 blz. € 16,95;
Al zou de vijgenboom niet bloeien, Monica Nieuwenhuijse-Thijsen; uitg. Den Hertog; 128 blz.; € 12,50;
Een nieuw begin, Tony Crabbe; uitg. Luitingh-Sijthoff; 131 blz.; € 9,99;
God en de pandemie, Tom Wright; uitg. Vbk Media; 112 blz.; € 14,99