Waarom nog een centraal eindexamen?
Duizenden leerlingen kregen in de afgelopen maanden hun verdiende diploma. Dit zal de geschiedenis wel ingaan als het coronadiploma. Het is gebaseerd op de cijfers van alleen het schoolexamen, dat normaal gesproken 50 procent van het eindcijfer uitmaakt. Het centraal schriftelijk eindexamen (cse), de andere 50 procent, ging niet door vanwege de coronacrisis. Is dit diploma daarom minder waard?
Het antwoord is nee. Een leerling mag ervan uitgaan dat de cijfers van het schoolexamen zorgvuldig tot stand zijn gekomen en dat hun docenten heel goed kunnen bepalen of een leerling rijp is voor de verschillende typen vervolgonderwijs. Sterker nog, misschien kan deze historische gebeurtenis, het niet doorgaan van een cse, ons helpen om eens heel anders naar het examen te kijken.
Om in je leven toch minimaal één keer een centraal schriftelijk eindexamen meegemaakt te moeten hebben, met die gymzaal vol zwetende leerlingen, rondsluipende surveillanten en een flesje water op je tafel: dat kan toch niet de echte reden zijn!
Toelatingstoetsen
Er is altijd gezegd dat een diploma een civiele waarde moet hebben. Het moet toegang bieden tot het vervolgonderwijs. Daarvoor zou je een centraal schriftelijk eindexamen nodig hebben, want dan worden alle leerlingen langs eenzelfde landelijke objectieve meetlat gelegd. Daardoor is het diploma gestandaardiseerd en kun je ongehinderd doorstromen naar mbo, hbo of universiteit.
Maar waarom is er in België, Spanje, Zwitserland en Zweden dan helemaal geen centraal eindexamen? Daar stromen ze toch ook door naar het vervolgonderwijs? In andere landen van Europa bestaan alternatieve vormen van een cse. In Frankrijk bijvoorbeeld tellen de centrale examens maar voor 30 procent mee en ligt er dus veel meer nadruk op de schoolresultaten, gebundeld in een schoolexamen.
Een ander argument voor een cse is dat de civiele waarde van een diploma voorkómt dat er geselecteerd gaat worden bij de poort van het vervolgonderwijs. Universitaire studies zijn bijvoorbeeld in principe toegankelijk voor iedereen met een vwo-diploma. Dit was althans de bedoeling maar ook dat is al niet meer waar. Los van de numerus fixus-problematiek bij sommige opleidingen aan de universiteit worden er steeds vaker aanvullende eisen gesteld. Denk aan de kennistoetsen voor de studie geneeskunde maar ook aan de taal- en rekentoetsen voor de pabo. Er wordt dus getwijfeld aan die civiele waarde van het diploma.
In alle andere Europese landen vinden er vaak toelatingsexamens voor vervolgopleidingen plaats. Maar wat is er mis met die toelatingstoetsen? Het bevordert in ieder geval de motivatie van de aankomende student om gericht een studie te beginnen. Het is nu te vaak praktijk dat studenten maar eens een studie gaan beginnen om te kijken of die iets voor hem of haar is.
Devaluatie diploma
„Het diploma vertegenwoordigt niet meer de waarde waar vervolgopleidingen op zitten te wachten”, aldus René Kneyber, lid van de Onderwijsraad. Er is toenemende kritiek binnen het voortgezet onderwijs op de centrale examens. „Het cse is een cognitief kunstje, even drie maanden hard en vooral handig leren en daarna is iedereen alles weer vergeten”, aldus een schooldirecteur. De vele bureaus die dure examentrainingen organiseren, doen vooral mee aan dat ”kunstjes leren”. Maar wat is het diplomapapiertje dan nog waard?
Waar is de verhouding 50-50 tussen schoolexamen en cse eigenlijk op gebaseerd? Veel logica lijkt er niet in te zitten. Sterker nog, het zorgt voor scheefgroei. Bij de talen wordt op het cse voornamelijk tekstverklaren getoetst. Dat vormt dan wel 50 procent van je eindcijfer, terwijl Nederlands en de moderne vreemde talen heel wat meer aandachtsgebieden kennen. Het wordt nog schever doordat, vanwege het gewicht van het cse, de examenstof en ”teaching to the test” het leeuwendeel van de lestijd in beslag nemen, zeker in het examenjaar.
Als voormalig docent geschiedenis werd ik meestal niet zo enthousiast van de twee verplichte examenonderwerpen in het examenjaar. Het was een soort stoomcursus. Onderwerpen waren vaak heel feitelijk en technisch van aard. De leerling moest vooral goed teksten kunnen lezen en als docent wist je dat de meesten ergens tussen de 4.5 en de 7 zouden scoren. Zo gaven wij geen geschiedenis en er zat weinig vorming in. Maar deze examenonderwerpen bepaalden wel de helft van het eindcijfer! Onderzoek laat zien dat veel leraren vinden dat de examens helemaal niet toetsen wat belangrijk is voor hun vak.
Dan maar alleen een schoolexamen? Gaan de scholen dan niet te ver uit elkaar groeien en weet het vervolgonderwijs dan waar het aan toe is? Ja, want iedere docent weet dat er eindtermen zijn waaraan iedere school zich te houden heeft. Vertrouw op de professionaliteit van de docent en de school.
Vormend aspect
De herziening van het curriculum die nu gaande is onder de naam Curriculum.nu gaat uit van een kerncurriculum van 70 procent van de onderwijstijd. Dat kerncurriculum zou de basis moeten zijn voor de relevante kennis en vaardigheden die vereist zijn voor het vervolgonderwijs. Maak daar een nieuw ontwerp voor. Een zekere standaardisatie in de toetsing daarvan blijft belangrijk. De scholen moeten wel een gedeeld idee hebben van wat relevante bagage is voor het vervolgonderwijs. Maar dat betekent niet dat die nodige bagage allemaal getoetst moet worden via een centraal eindexamen.
Dat kan ook in een schoolexamen. De stress in het examenjaar zal nadrukkelijk verminderen. Bovendien krijgt de school dan ook meer ruimte om invulling te geven aan de beoogde 30 procent die zij schoolspecifiek mag invullen. Dat lijkt me geweldig. Je kunt dan meer keuzes in de lesstof maken die je als school belangrijk vindt. Bijvoorbeeld rond de vorming die bij de christelijke identiteit behoort. De docent biologie die niet alleen tabellen, grafieken en kringlopen hoeft uit te leggen, nodig voor het huidige examen, maar de leerlingen zich écht laat verwonderen over de natuur. De docent Nederlands die aan de hand van literatuuronderwijs dieper kan insteken op de dingen die er in het leven echt toe doen. De docent natuurkunde die de kans waarneemt om uitvoeriger in te kunnen gaan op de verhouding tussen geloof en wetenschap. Dit vormende aspect is zo nódig in onze tijd!
Schooleigen visie
Interessant is ook om te melden dat het Centraal Plan Bureau begin juli een onderzoek publiceerde over het slagingspercentage van vorig jaar (2019) mét of zónder een schriftelijk eindexamen. De opvallende conclusie is dat grosso modo er niet veel zal veranderen aan het slagingspercentage.
Dat er dit jaar door de coronacrisis met de extra toetsingskansen meestal wat meer leerlingen op basis van alleen het schoolexamen geslaagd zijn is waar, maar deze extra maatregelen waren eenmalig en de leerlingen hebben die verdiend. Zij mochten immers niet de dupe worden van de crisismaatregelen die de scholen moesten nemen. Dat laat onverlet dat dit diploma even waardevol blijft.
Wat mij betreft mag er dus over het afschaffen van het centraal schriftelijk eindexamen een serieuze discussie ontstaan. Goede eindtermen voor ieder vak zorgen immers voor een gemeenschappelijke basis en deze werkwijze zou tegelijk veel meer ruimte bieden voor een schooleigen visie binnen de vakken. En daarnaast zullen veel leerlingen bevrijd worden van examenstress!
De auteur is lid College van Bestuur Van Lodenstein College en Hoornbeeck College.