Gevluchte Pakistaanse voorganger blijft preken in Urdu
In Pakistan was hij niet langer veilig. Nadat hij bekeerde moslims had gedoopt, kreeg Munowar Masih (61) te maken met ernstige bedreigingen. Nu geeft de gevluchte voorganger in Nederland het Evangelie door aan landgenoten.
Munowar groeide op in een christelijk gezin in de Pakistaanse stad Karachi, vertelt hij in zijn rijtjeswoning in het Overijsselse Nieuwleusen. In 1975 laat hij zich in Karachi dopen in een gemeente van de Philadelphia Pentecostal Church (PPC). Hierbij zijn meer dan honderd pinkstergemeenten verspreid over het land aangesloten. Nadat hij de Bijbelschool van de PPC heeft bezocht, gaat Munowar eind jaren zeventig als evangelist aan het werk. Vijf jaar later wordt hij toegelaten als predikant. „Ik heb ongeveer 35 jaar in Pakistan gepreekt.”
In 2010 komt Munowar –getrouwd en vader van vijf kinderen– in de problemen, nadat hij enkele tot het christendom bekeerde moslims heeft gedoopt. Een overgang van de islam naar het christendom is in Pakistan niet toegestaan en is allereerst gevaarlijk voor de bekeerlingen zelf. „Ze lopen het risico dat familieleden hen willen doden.”
Na een dienst waarin hij de doop heeft bediend, krijgen Munowar en zijn gezin te maken met „ernstige bedreigingen” uit islamitische hoek. „Ik moest stoppen met preken”, zegt de voorganger, die niet wil uitweiden over de gevaren die hij liep. „Mijn kerk besloot dat we naar Thailand zouden gaan.”
In Thailand moeten vluchtelingen zelf voor onderdak en eten zorgen. Munowar en zijn gezin verblijven in twee kamers in een woning die ze delen met landgenoten. „Ik preekte er voor vluchtelingen en hielp met het uitdelen van voedselpakketten.”
De vluchtelingenorganisatie van de Verenigde Naties UNHCR nodigt Munowar en zijn gezin uit voor een gesprek. Ze worden als vluchteling erkend en krijgen toestemming naar Nederland te gaan. Sinds 2015 woont de Pakistaan in Nieuwleusen, met zijn vrouw en hun jongste kind. De andere kinderen hebben elders in de regio woonruimte gekregen.
Drie jaar langt krijgt Munowar Nederlandse les, maar hij blijft de taal „heel moeilijk” vinden. Als vrijwilliger zet hij zich onder in meer voor een kringloopwinkel. Per 1 januari gaat hij bij stichting Gave aan de slag. Als intercultureel missionair werker zal hij dan bijvoorbeeld vluchtelingen in asielzoekerscentra gaan bezoeken. „Ik wil mensen vertellen dat Jezus van hen houdt. Hij vergeeft je zonden en geeft je een nieuw leven.” Intussen blijft hij zich ook inzetten voor zijn geloofsgenoten die als vluchteling in Thailand verblijven, via een stichting die onder meer voedselpakketten aan hen verstrekt.
Op zondag bezoekt Munowar de christelijke gereformeerde Verrijzeniskerk in Zwolle. „Ik voel de liefde van Jezus in deze kerk. Eén keer per maand is er een dienst in het Urdu. Dan preek ik in mijn eigen taal. Ik ben blij dat ik in Nederland vrij ben om te praten en te preken en me in te zetten voor het werk van God.”