Column (Mariska Dijkstra): Zielig
Het ging even mis deze week bij het snijden van groente. Mijn hippe spiraalsnijder, waarmee je van courgette mooie slierten maakt, blijkt scherp. Fijn natuurlijk, maar niet als je het laatste stukje courgette er met je vingers in moet duwen...
Een sneetje in het topje van mijn wijsvinger is het gevolg. En een plas bloed. Nou ja, het zijn een paar druppels en het wondje is nog geen halve centimeter breed, maar in mijn hoofd neemt de snee enorme vormen aan. Zeker als de eerste pleister (irritant, met één hand zo’n ding op het topje van je vinger plakken) vanbuiten rood kleurt.
Koken kan ik wel vergeten, zucht ik. Tot ik ontdek dat ik nog een zakje gesneden wokgroenten heb liggen. En blokjes kipfilet. Die in de pan kieperen gaat nog net. Maar ik voel me met het moment zieliger worden.
De grote borden op tafel zetten, daar heb je toch geen topje van een vinger bij nodig, zou je zeggen. Maar het gaat allemaal knap lastig, met zo’n vervelende plek. En afgieten van de rijst. Hóé dan?
Ik wil mijn vriendenkring appen voor steun. Maar zelfs dát lukt niet (dan ben je pas echt zielig, haha). Ook al zijn er inmiddels genoeg handschoenen met ‘touchscreen’ te koop, zodat je zelfs met -10 graden nog kunt facebooken. Pleisters met zo’n functie heb ik helaas niet in huis. (Bestaan die overigens wel? Zo niet, dan zou dat een gat in de markt zijn.)
De reactie van het thuisfront is ook al niet echt bevorderlijk voor mijn humeur. „Vervelend”, zeggen de jongens. Ik hoor de ondertoon: „Wat zeurt u nou?”
En als ik ’s avonds de krant doorblader (dat gaat nog net) en lees over doden en gewonden, dan denk ik dat zelf ook. Hoe kan ik mezelf nu al zielig vinden, bij zo’n klein pietepeuterig plekje…
Toch is het gevoel daar weer, de volgende ochtend. Het begint als ik m’n panty naar boven trek (die dingen zouden sowieso afgeschaft moeten worden, maar dat is een ander verhaal). Mijn humeur daalt tot onder het vriespunt als ik op m’n werk m’n laptop uit m’n tas vis en begin te typen.
Pas als ik deze column nalees, zie ik er het overdrevene van in. Zooo zielig. Om zooo’n klein plekje. Ik schaam me ten opzichte van mensen die écht te klagen hebben. Gelukkig weet ik dat ik ook stoer kan zijn, als er wel iets aan de hand is. Kan ik nog herschrijven? Helaas, hij moet naar de drukker. Ik plak een nieuwe pleister, en ga zonder zeuren aan de slag. Ik voel opeens geen pijn meer.