Geef relatie tussen leraar en leerling weer centrale plek
Een jonge reformatorische docent gaat werken op een christelijke basisschool. Een leerling daar zegt openlijk dat hij „al dat gedoe met God en Jezus enzo” maar flauwekul vindt. Wat nu? Je eigen vaste overtuigingen spuien? De confrontatie vermijden? Er is ook een weg van pedagogische tact, van luisteren, aanvoelen en moedig handelen. Zet dus in het onderwijs de relatie leraar-leerling weer centraal.
De laatste jaren is in het onderwijs de druk van opbrengstgericht leren merkbaar. De huidige generatie scholieren groeit op met Cito-toetsen en volgsystemen die leerlingachtervolgsystemen blijken te zijn. Ze zijn vervat in plannen en protocollen en vooral in veel administratie. Leren moet iets opleveren voor de economie en de maatschappij. Maar wat levert het op voor de leerlingen zelf?
Het SER-rapport ”Hoge verwachtingen, kansen en belemmeringen voor jongeren in 2019”, in augustus gepubliceerd, vermeldt dat niet iedereen even goed meekan in die kenniseconomie. Leerlingen ervaren prestatiedruk en worden te weinig toegerust om zich te ontplooien en een zelfstandig bestaan op te bouwen. De regelvrijheid en de pedagogische relatie tussen leraar en leerling staan daardoor onder druk, terwijl die relatie nu juist de ”core business” van onderwijs is. Het motto ”Eerst relatie, dan prestatie” hanteren we aan de pedagogische opleiding en het lectoraat van de CHE dan ook niet voor niets. Daarvoor moeten docenten (in spe) leren en inoefenen wat ”teacher agency” is. Wat wordt hiermee bedoeld en hoe kan dit leraren helpen in gevoelige situaties rond christelijke identiteit?
”Agency” wil zeggen dat je de vrijheid en verantwoordelijkheid hebt om in een gegeven situatie spontaan het goede te doen. Voor een docent betekent dit dat zij of hij beschikt over wat ik ”virtuoos handelingsvermogen” noem. Dat is dus iets anders dan protocollair handelen en standaardprocedures hanteren. Het vraagt morele en sociale gevoeligheid van de leraar.
De interactie tussen leraar en leerling is niet die van een subject (leraar) dat een object (leerling) aanstuurt. Ze is intersubjectief. Ze veronderstelt dat bovenal het ”persoon willen zijn” van de leerling gehonoreerd wordt, als een zelfstandige volwassene die zijn taak verstaat. Die ook leert wat verantwoordelijkheid is en hoe die te nemen om goed met elkaar samen te leven en het eigen leven te sturen. Dan is de leerling dus niet een machine waar je wat instopt, in de verwachting dat dan het gewenste resultaat wel zal optreden.
Balans
Het gaat erom leerlingen te verleiden om zelf volwassen in de wereld te (be)staan, betoogt de pedagoog Gert Biesta. Maar wat is volwassenheid? De Franse pedagoog Philippe Meirieu noemt dat fraai: „In de wereld te staan, zonder zichzelf als het middelpunt ervan te beschouwen. Volwassenheid is niet iets wat je ooit helemaal bereikt, maar waar je levenslang naar streeft. Het gaat erom telkens het onderscheid te maken tussen wat jij wenst voor je eigen leven en wat wenselijk is voor de levens van anderen.” Volwassen worden is een relatie tussen jou en de wereld en daarbij hoort dat je regelmatig weerstand tegenkomt. In die weerstand is het volgens Meirieu de kunst om een balans te vinden tussen ”zelfvernietiging” en ”wereldvernietiging”.
Als leraar ben je voortdurend geroepen om kinderen het ”moeilijke midden” tussen die twee te laten vinden. Daarvoor bestaan geen standaardantwoorden en daarbij past geen procedurele benadering. Daar heb je pedagogische tact voor nodig. Dat betekent dat je op het goede moment het juiste doet, ook in de ogen van de leerling. ”Teacher agency” vindt plaats in de onmiddellijkheid van de situatie en in de directheid van de relatie tussen leraar en leerling. De christelijke pedagoog Ter Horst zou zeggen dat het in een ”ogenblik” gebeurt. Hij bedoelt dan hét ogenblik in de tijd, maar ook dé ogen-blik in relatie, in het gelaat van de ander.
Virtuoos handelen
De vraag naar goed onderwijs heeft een normatieve kant. Daarbij draait het om waarden en waarderingen. Teacher agency vraagt om virtuoos handelen. In het woord virtuositeit herkennen we het Engelse woord ”virtue”, van het Latijnse ”virtus”, dat onder andere ”deugd” betekent. Een goede leraar weet dus deugdzaam te handelen.
Een deugd kun je omschrijven als een gevormde houding, zoals moed en betrouwbaarheid, die je als mens in staat stelt om keuzes te maken omtrent belangrijke ervaringen in je leven en werk. Een geïntegreerde verzameling deugden die samen het welzijn en floreren van jou en je medemensen bevorderen, vormt dan weer je ”karakter”. Typische deugden voor het leraarschap zijn meesterschap, responsiviteit en geduld. Ook eigenaarschap, dienstbaarheid en echtheid worden vaak genoemd. Sommige denkers grijpen terug op klassieke deugden als voorzichtigheid, matigheid, rechtvaardigheid en moed. Maar als kerndeugd kunnen we voor het leraarschap toch wel noemen: hoop.
Vlogs
Met CHE-collega Ronald de Graaf en twee collega’s van Hogeschool Viaa in Zwolle voerde ik een onderzoek uit voor het maken van vlogs. We stelden daarbij de vraag: „Waar ondervinden studenten spanningen in hun levensbeschouwing die van hen actorschap en stellingname vragen (teacher agency) om op grond van hun omarmde waarden adequaat te handelen? Het doel daarbij is om leraren in spe vanuit hun persoonlijke identiteit door middel van praktijkvoorbeelden te leren omgaan met allerlei vormen van diversiteit en beroepsspanningen die daaruit voortvloeien. De school is daarbij oefenplaats om te leren volwassen in de wereld te staan. De onderwerpen zijn de opbrengsten uit het onderzoek onder studenten en hun directe begeleiders.
De zeven vlogs, die per stuk zo’n zeven minuten duren, zijn voorzien van handige kijkwijzers met informatie en discussiemogelijkheden. De vlogs, opgenomen op een school met veel allochtone kinderen in Rotterdam, dienen op de pabo om studenten te leren stelling te nemen vanuit hun levensbeschouwelijke identiteit.
Levensbeschouwing
Hoop is de verwachting van iets dat verder gaat dan jij zelf kunt realiseren. Het moet je gegeven worden, door God. Het aanboren van dergelijke deugden en het vormen van karakters moet centraal staan in de christelijke school, die daarvoor put uit haar bronnen: de Bijbel, het gebed, voorbeelden uit de christelijke traditie. En hoe ga je dan als leraar met een degelijke christelijke opvoeding om met leerlingen die je hun ongeloof of andere levensbeschouwing belijden?
Een professionele christelijke leraar die handelt vanuit agency is niet bang te laten zien waar zij of hij voor staat. Je bent geworteld in je eigen levensbeschouwing door de wijsheid van Boven, waar de vreze des Heeren het begin van is. En je durft kleur te bekennen. Je zou graag willen dat de leerling een God naar Zijn Woord dienende persoonlijkheid wordt, zoals de gereformeerde pedagoog Waterink dat noemde. Tegelijk kun je in de ontmoeting met iemand met een andere levensovertuiging je daarop afstemmen en het anders-zijn van de ander erkennen.
De gewenste attitude is dat je in interactie met een anders- of niet-gelovige context juist je eigen positie beter leert verstaan. Het biedt je zelfs de kans je geloof te verdiepen en tegelijk zonder oordeel meer respect te krijgen voor een niet- of andersgelovige positie.
Dit artikel is een verkorte versie van de presentatie die de auteur samen met student Wessel Smits hield op 9 september, bij zijn afscheid als docent en lector aan de Christelijke Hogeschool Ede (CHE). Een uitgebreide versie verschijnt in een bundel over de relatie tussen theologie en pedagogiek onder redactie van prof. dr. Roel Kuiper en dr. Wolter Huttinga. De auteur gaat op de CHE verder met deeltaken.