Kinderpardon: doorbraak, crisis of langer uitstel?
Achteraf noemen we dit „een rimpeling”, zei CU-leider Gert-Jan Segers zaterdag. Maar op dit moment is er sprake van een gevoelige patstelling rond het kinderpardon. Ligt een crisis op de loer? Vijf vragen.
Het kinderpardon ligt Rutte III zwaar op de maag. Hadden we dat kunnen voorzien?
Niet direct, tijdens de formatie besloten VVD, CDA, D66 en de CU bij wijze van compromis de pardonregels te laten zoals ze waren. Gezien de krachtsverhoudingen had dat het recept kunnen zijn voor vier jaar rust rond dit gevoelige onderwerp, maar door de recente ommezwaai van het CDA kan dat scenario de prullenbak in. Daardoor is het asielbeleid ook voor dit kabinet weer een echt hoofdpijndossier, net zoals het dat was voor Balkenende-III en Rutte-II.
Waarom herhaalt deze worsteling zich steeds opnieuw?
Alle politieke partijen zijn voorstander van een asielbeleid dat én rechtvaardig én humaan én effectief is, maar in de praktijk zitten die drie doelen elkaar nogal eens in de weg. Daardoor wordt de Tweede Kamer van tijd tot tijd geconfronteerd met groepen vluchtelingen waar niemand raad mee weet. Bijvoorbeeld asielgezinnen met kinderen die pas vijf tot tien jaar nadat ze voor het eerst een verblijfsvergunning aanvroegen definitief te horen krijgen dat ze niet in Nederland mogen blijven en vervolgens weigeren te vertrekken.
Niet alleen is die onzekerheid voor kinderen uitermate onwenselijk, in de Kamer komt dan ook meteen weer de vraag ter tafel: Wat nu? Voor regeringspartijen kan dat een vertrouwenskwestie worden: staat iedereen nog achter het compromis waar tijdens de formatie vaak tegen heug en meug mee is ingestemd?
Dit kinderpardon, hoe zat het daar ook alweer mee?
Deze pardonregeling is in 2012 afgesproken door VVD en PvdA tijdens de formatie van Rutte-II, en is ook weer een typisch voorbeeld van een compromis. Voor kinderen (en hun familieleden) die met uitzetting werden bedreigd, maar gedurende een aaneengesloten periode van vijf jaar of langer in Nederland hebben verbleven, kwam er eerst een overgangsregeling. Die liep van februari tot mei 2013 en leverde 675 kinderen een verblijfsvergunning op. Met de familieleden erbij ging het om 1450 personen.
In mei 2013 kwam er voor dezelfde doelgroep een definitieve regeling die nog altijd van kracht is. Deze bevat een extra voorwaarde: wie in Nederland wil blijven, moet hebben meegewerkt aan zijn vertrek. Concreet: aanvragers moeten kunnen aantonen dat ze meteen na de afwijzing van hun asielaanvraag voorbereidingen zijn gaan treffen om te vertrekken, bijvoorbeeld door het aanvragen van vervangende reisdocumenten. Die eis is zo streng dat er van de circa 700 aanvragen voor een verblijfsvergunning sinds mei 2013 slechts veertig zijn toegekend.
Over welke aantallen mensen gaat deze discussie eigenlijk?
Op de tijdelijke én de structurele regeling deden tot dusver 2140 asielkinderen een beroep. Van deze aanvragen werden er 740 ingewilligd. Van de resterende groep van 1400 kregen er 400 alsnog een verblijfsvergunning, bijvoorbeeld omdat staatssecretaris Harbers gebruik maakte van zijn discretionaire bevoegdheid. Dan blijven er nog duizend over. Van hen zijn er 80 aantoonbaar vertrokken, 740 zijn er nog in Nederland en van de resterende 180 is de verblijfsplaats onbekend. Er is dus een groep van 740 tot 920 asielkinderen (plus hun familieleden) voor wie de uitkomst van dit debat bepalend is.
Komt de coalitie hier heelhuids uit?
Uiterlijk na het debat dat woensdagochtend begint, zal het duidelijk zijn of het kinderpardon wordt verruimd en of het uitzetbeleid tot die tijd wordt opgeschort. In de peilingen staan VVD, CDA en D66 op verlies. Hun inzet zal daardoor niet gericht zijn op het forceren van een breuk, maar op het vinden van een doorbraak. Of in elk geval: van een nieuw compromis.