“De moeder, de vrouw” een zielig thema? „Eerder stoer!”
“De moeder, de vrouw” als thema van de Boekenweek 2019, uit te werken door twee mannen. Die keus van de Commissie voor de Propaganda van het Nederlandse Boek (CPNB) zorgde de afgelopen dagen in de literaire wereld voor protest. Vijf vragen aan een auteur en aan een recensente uit christelijke kring.
Wat zegt het dat alleen de aankondiging van het thema al ergernis geeft?
Christine Stam- van Gent, scribent voor onder andere het Reformatorisch Dagblad: „Deze ophef past helemaal in de opgeklopte discussie over genderneutraliteit. Veel mensen reageren beledigd omdat ze “de moeder, de vrouw” associeren met ‘haar enig recht is het aanrecht’. Maar wie is er dan precies stigmatiserend bezig? Hebben de critici het gedicht van Martinus Nijhoff waaraan het thema is ontleend wel gelezen? Daarin gaat het over een moeder en vrouw die een schip bestuurt. Dat vind ik eerder stoer dan zielig!
Marieke van Meijeren, auteur van ”Vleugelslag” en ”Een hemel zonder schroeven” (uitg. Mozaïek): „Het verwijt dat de CPNB de vrouw oneigentijds met het moederschap identificeert, vind ik onzin. Vrouwen hoeven zich niet te vereenzelvigen met moeders. Je hebt een kind of je hebt het niet. En mocht je moeder zijn, dan zorgde het vrouw-zijn dat je moeder werd. Zo simpel zie ik dat. Het thema is: De moeder, de vrouw. Niet: De vrouw, de moeder.”
Welke associaties roept het thema bij u op?
Stam: „Ik legde ik meteen de link met het betreffende gedicht. Daarin wordt een prachtig beeld opgeroepen van de moeder als een krachtige, gelovige vrouw. Je ziet haar gewoon voor je: fier rechtop, haren wapperend in de wind, een paar sterke armen aan het roer, zingend… Mijn associaties zijn voluit positief.”
Van Meijeren: „Ik zie het als een mooie ode aan Martinus Nijhoff.”
Murat Isik schrijft het boekenweekessay. Jan Siebelink, ook man, het boekenweekgeschenk. Deelt u de kritiek dat de keus voor twee mannen te eenzijdig is?
Van Meijeren: „Ja. Niet vanuit de slachtofferrol van ach, wij arme vrouwen. Ik ben geen hardcore feminist, maar een man en een vrouw had niet misstaan; gewoon omdat het om onze sexe gaat. Ik had het stoer gevonden om naast Siebelink een powervrouw te zien. Eentje met lef. Eentje die misschien wel psalmen zingt aan het roer.”
Stam: „Ik zou niet weten waarom dat perse door een vrouw gedaan zou moeten worden. Jan Siebelink kan erg mooie vrouwenfiguren neerzetten in zijn boeken. Dat geldt voor meer mannelijke schrijvers. Schrijvende vrouwen die er zo dramatisch over doen dat ze traditioneel onderdrukt worden en die det CPNB zelfs willen boycotten om dit thema, vind ik zelf een beetje zielig. Ga gewoon het boek schrijven dat je wilt schrijven, denk ik dan. Laat maar zien waar je voor staat!”
Kijkt u uit naar de nieuwe Siebelink?
Stam: „Ik ben er zeker benieuwd naar, zoals naar elke nieuwe Siebelink. Niet elk boek van hem vind ik mooi, maar sommige zijn onvergetelijk. Ik hoop dat hij weer een psychologisch goed uitgewerkte vrouwelijke hoofdpersoon neerzet, zoals in “Margje” (over zijn moeder). Iemand die moeder was in al haar vezels, maar ook een vrouw met dromen.”
Van Meijeren: „Ja! Siebelink is de beste schrijver om over vrouwen te schrijven. Ik weet bijna niemand die zo tastbaar bij het hart van de vrouw weet te komen. Teder, invoelend en karaktervol.”
Hoe zou u het thema ”De moeder de vrouw” uitwerken als de CPNB u had gevraagd?
Van Meijeren: „Dat zal wel nooit gebeuren, al is mijn laatste boek door de uitgeverij voor de Libris Literatuurprijs ingezonden. Voor een essay zou ik misschien inzoomen op de vraag of het kunstenaar zijn te verenigen is met het moederschap. En wat het krijgen van een kind betekent voor je schrijverschap, met verwijzingen naar andere vrouwelijke auteurs in de geschiedenis. Voor fictie zou ik langer na moeten denken.”
Stam: „Ik zou een verhaal weven rondom die symbolische vrouw in het gedicht van Nijhoff. Het leven op een schip als vrouw vind ik een interessant romangegeven. Misschien ben je moeder, maar moet je je kroost al jong naar een internaat brengen. En ongetwijfeld ben je huisvrouw, maar je gaat ook aan het roer staan als het nodig is. Daar denk je niet al teveel over na. Je zegt niet tegen je man: ik ben maar een vrouw, dat kan ik niet. Je zegt ook niet: ik wil voortaan aan het roer, want ik ben niet minder dan jij. Je doet waartoe je geroepen wordt, op de plek waar je bent. Psalmen zingend sta je aan het roer, dat wil zeggen: het geloof op een volstrekt natuurlijke manier verwevend met je dagelijks leven. Dat is ware zelfontplooiing. Over dat thema zou ik graag nog eens een boek schrijven.”