Vergrijzing Nederlandse beroepsbevolking is (g)een probleem
Nederland vergrijst. Dat betekent dat er ook op de werkvloer vaker senioren rondlopen. De leeftijd van de gemiddelde werkende is sinds de eeuwwisseling met maar liefst vier jaar gestegen tot ruim 42 jaar. Een hoofdpijndossier voor werkgevers? Of biedt vergrijzing ook kansen?
Geen enkele sector ontsnapt aan de vergrijzing, hoewel het tempo ervan verschilt per bedrijfstak. De stijging was het grootst in de financiële sector (+5,8 jaar), gevolgd door de bouw en de industrie (beiden +4,5 jaar). De verklaring daarvan is dat er in deze sectoren steeds minder mensen gaan werken. Door die kleinere instroom van nieuwe medewerkers vergrijzen deze sectoren sneller dan gemiddeld.
Ook in de landbouw, bosbouw en visserij steeg de gemiddelde leeftijd fors (+4,1 jaar). In deze sector werken veel zelfstandigen. Zij werken vaak tot hoge leeftijd door en kunnen niet altijd iemand vinden om hun bedrijf over te nemen.
Horeca
De sectoren waar de gemiddelde leeftijd het minst snel steeg zijn de horeca (+1 jaar), het onderwijs (+1,8 jaar) en de sector cultuur, sport en recreatie (+1,9 jaar). In deze sectoren nam het totaal aantal werkzame personen sinds 2001 flink toe. De horeca is een beetje een vreemde eend in de bijt, omdat er veel scholieren en studenten werken. Maar dat zelfs in deze sector de gemiddelde leeftijd stijgt geeft wel aan dat vergrijzing onontkoombaar is.
Werkgevers in veel bedrijfstakken zien dat met lede ogen aan en proberen bij voorkeur jonge mensen te werven. Het is echter de vraag of dat verstandig én realistisch is.
We weten dat de vergrijzing de komende decennia alleen maar zal toenemen. Statistisch gezien is het natuurlijk onmogelijk dat alle bedrijven minder vergrijzen dan gemiddeld, net zo goed als het onmogelijk is dat wij allemaal beter autorijden dan de gemiddelde Nederlander. Al denken we dat natuurlijk wel graag.
Demotie
Mogelijk denken veel werkgevers dat oudere werknemers te duur zijn. Steeds vaker ten onrechte, want in een groeiend aantal cao’s zijn dure ‘ontziemaatregelen’ voor ouderen gesneuveld. Oudere werknemers die na een periode van werkloosheid weer aan de slag gaan, accepteren ook vaak een veel lager salaris, zo blijkt uit onderzoek van uitkeringsinstantie UWV. En volgens een onderzoek van salarisverwerker ADP raakt zelfs demotie van zittend personeel langzaam uit de taboesfeer.
Een andere vraag is of de ouder wordende werkende zijn of haar functie nog wel aan kan. Dat is een reëel probleem in sectoren waar sprake is van (fysiek) zwaar werk of waar in ploegendienst wordt gewerkt. Denk aan de bouw en een deel van de industrie en de zorg. Deze bedrijfstakken staan voor een flinke uitdaging om het takenpakket van oudere werknemers aan te passen of werknemers op tijd te begeleiden naar ander werk.
Maar in de meeste sectoren is helemaal geen sprake van fysiek zwaar werk. Sommige sectoren kunnen bovendien juist baat hebben bij een vergrijzend personeelsbestand. De gemiddelde klant wordt immers óók steeds ouder. Dit is bijvoorbeeld goed te zien in het bankwezen. De doorsneeklant die een nieuwe hypotheek komt afsluiten is inmiddels al 39 jaar. Dat komt doordat starters steeds later –vaak pas na hun dertigste– hun eerste woning kopen én omdat 55-plussers een steeds groter deel van de woningaankopen voor hun rekening nemen.
Adviseur
Ook andere klanten van de bank zijn op leeftijd: de meeste ondernemers (met of zonder personeel) zijn veertigers en vijftigers en de meest vermogende particulieren zijn vaak al met pensioen. Zij vinden het misschien wel prettig om een adviseur van vijftig jaar of ouder tegenover zich te hebben.
Een slimme werkgever kan dus ook zijn voordeel doen met een vergrijzend personeelsbestand. Dat vraagt wel om een frisse blik.
De auteur is econoom bij Rabo-Research.