„Vertalen is zwaar, maar ook mooi werk”
UTRECHT - Dertig jaar lang heeft hij eraan gewerkt en vandaag werd het resultaat gepresenteerd: de Naardense Bijbel. Een integrale vertaling van de Bijbel uit de grondteksten, genoemd naar de in deze Bijbel opgenomen afbeeldingen van gewelfschilderingen uit de Grote Kerk in Naarden. Ds. P. Oussoren (61) ziet vertaalwerk als een zwaar, maar ook als een mooi werk. „Zonder liefde tot de Schrijver kun je dit Boek niet vertalen.”
De contrasten met de Nieuwe Bijbelvertaling (NBV) zijn vele. Werkte aan de NBV tien jaar lang een groot team van vertalers, Oussoren deed het in z’n eentje. „Al is dat ook weer niet helemaal waar, omdat ik ook gebruik heb gemaakt van het werk van anderen. Er was al heel veel”, aldus de predikant van de Utrechtse Nicolaikerk, een gemeente die hij typeert als een „gewone SoW-gemeente in een gewone Utrechtse wijk.”Ook al zijn er veel verschillen met de NBV, afzetten tegen die vertaling of tegen andere vertalingen wil ds. Oussoren zich absoluut niet. „Deze vertaling is geen antivertaling. We zetten ons nergens tegen af, maar we hebben wel een bepaalde doelgroep op het oog. Het is niet echt de bedoeling dat de Naardense Bijbel gebruikt gaat worden voor evangelisatiedoeleinden. Wij richten ons op theologen en op mensen die, hoewel ze geen Hebreeuws of Grieks kennen, toch een zo letterlijk mogelijke vertaling van de Bijbel willen lezen.” Dat die doelgroep interesse heeft in zo’n vertaling, is wel duidelijk. „De eerste druk telt zo’n 3000 exemplaren en die zijn zo goed als allemaal al verkocht voor de Bijbel verschenen is”, meldt de Utrechtse predikant.
Eigenlijk was het vertalen van gedeelten uit de Bijbel voor hem niets nieuws. „Toen ik nog in Koog aan de Zaan stond, hadden we al een soort vertaalgroepje van predikanten uit de regio. Iedere week kwamen we bij elkaar in het huis van een Joodse mevrouw die ons tussendoor veel van het bijbels Hebreeuws leerde. Kijken wat de grondtekst zegt en dat zo zuiver mogelijk in het Nederlands proberen over te zetten: dat wilden we.”
In de loop der jaren verschenen vertalingen van bijbelgedeelten van de hand van ds. Oussoren in boekvorm. Eerst de Psalmen, „omdat ik die ook graag in de onberijmde vorm wilde laten zingen.” Later verscheen van hem een vertaling van de vijf boeken van Mozes, de thora.
Het was pas een jaar of vier, vijf geleden dat uitgever Jan de Vlieger, van uitgeverij Skandalon, aan ds. Oussoren vroeg hoe lang hij nodig dacht te hebben om een complete bijbelvertaling te maken. „Vier tot vijf jaar, zei ik toen. De verwachting was toen nog dat de NBV zo rond het jaar 2000 zou uitkomen, dus het is nooit m’n bedoeling geweest een soort concurrent te worden. Maar nu liften we natuurlijk wel mooi mee op de golf van publiciteit”, lacht hij.
Iedere morgen ging hij zo’n anderhalf uur achter z’n bureau zitten om een bijbelgedeelte te vertalen. „Zonder computer, omdat ik niet zo veel met dat ding heb. Op vertaalgebied verwacht ik niets van computers, er moet liefde zijn tot de schrijver van het stuk dat je vertaalt. Ik doe het met de hand, dan word je gedwongen om het in één keer goed te doen. Het grote voordeel van het werken op een computer, namelijk dat je zo makkelijk dingen kunt veranderen, is voor mij ook het grootste nadeel. Je gaat later weer sleutelen aan de tekst en dat doe je niet ongestraft. Vind ik”, voegt hij er bescheiden aan toe.
Vanaf het begin had ds. Oussoren een kring meelezers om zich heen die met hem naar de vertaalde teksten keken en kritiek leverden. „Dat is geweldig nuttig. Het grappige is dat al die meelezers standaard een Bijbel in de Statenvertaling naast zich hadden liggen. En dan hebben we het over onkerkelijken van de tweede generatie, maar ook over een jongen uit de Gereformeerde Gemeenten.” Hij aarzelt geen moment: „Ja, de Statenvertaling is de beste vertaling die er op dit moment is. Nauwgezet, heel dicht bij de grondtekst.”
Waarom dan toch een nieuwe vertaling?
„Omdat ik nog concordanter wilde vertalen dan de Statenvertaling. Concordant wil zeggen dat je eenzelfde woord in de grondtekst ook steeds hetzelfde vertaalt. Dat doen de statenvertalers niet altijd. Vaak zeggen ze er in de kanttekeningen dan wel bij dat je het ook zo of zo kunt vertalen, maar helaas worden die kanttekeningen niet altijd gelezen. Dominees vertellen dan wel in hun preek dat er eigenlijk dit of dat staat, maar waarom zou je het vertellen als je het ook kunt vertalen? Daarbij heb ik geprobeerd om bepaalde woordspelingen in de grondtaal ook in het Nederlands zichtbaar te maken. En ik heb ervoor gekozen om zo veel mogelijk de tegenwoordige tijd te gebruiken. Dus niet: „het geschiedde”, maar „het geschiedt”.”
Doet dat recht aan de grondtekst?
„Laat ik eerlijk zeggen dat ik het moeilijk heb gevonden om hier een keus in te maken. Het is zo dat de werkwoordsvormen in zowel het Hebreeuws als het Grieks niet altijd de verleden tijd bedoelen zoals die in het Nederlands wordt weergegeven. De ene verleden tijd is de andere niet, om het zo te zeggen. Maar om het Woord echt present te stellen in de tijd, had ik altijd al een voorkeur voor de tegenwoordige tijd. Maar wie ben ik? Toen ik las van een Algerijnse Jood die zowel het Oude als het Nieuwe Testament in de tegenwoordige tijd had vertaald, durfde ik ook.”
Ds. Oussoren, zelf opgegroeid in een gereformeerdebondsgezin, geeft toe dat hij ook tijdens het vertaalwerk vaak „de Statenvertaling in de oren” had. „Daar ben ik ook op bevraagd door m’n meelezers. Toch zijn er ook duidelijke verschillen. Voor de vertaling van de Hebreeuwse letters JHWH, waar de Naam van God wordt bedoeld en de statenvertalers kozen voor HEERE, hebben wij gekozen voor de ENE. Dat is een keus. En waar de Statenvertaling het woord goedertierenheid heeft, kozen wij vaak voor vriendschap. Goedertierenheid komt van één kant, dat komt van God. Maar soms wil het woord in de grondtekst ook iets uitdrukken van een verbondsrelatie.”
Modern heeft ds. Oussoren met zijn vertaling nooit willen zijn. „Er is ook een traditie gegroeid. Gerechtigheid is voor mij geen solidariteit en rechtvaardigheid is geen integriteit. Dat zijn niet mijn vertalingen. Ik zeg wel eens: ook de preken van Smytegelt moeten begrijpbaar blijven voor mensen die de Naardense Bijbel gebruiken. Je moet zo vertalen dat het niet te dun, niet te plat wordt.”
Auteur Maarten ’t Hart zit in het comité van aanbeveling van de Naardense Bijbel. Dat wekt bepaald geen vertrouwen bij christenen in de gereformeerde gezindte.
„Maarten ’t Hart is een aparte man. Toch is het een feit dat hij, en veel andere literatoren in onze tijd, de Bijbel willen lezen en citeren zoals die in de grondtekst is. Je ziet dat de Statenvertaling in de literatuur een comeback heeft gemaakt. Dus wat dat betreft, is het niet vreemd dat hij in dat comité zit.”
Wat deed dertig jaar vertaalwerk met ds. Oussoren en welk bijbelboek heeft u verrast?
„Leviticus. Al die voorschriften voor de offers die ten diepste bijeen gehouden worden door het getuigenis tegen de dood. Ook in dat boek staat Gods genadige toewending al centraal en niet dat het wel goed zit met je als je maar de offers brengt. En als je het over de hele Bijbel hebt, dan is het de eenheid van de Schrift die me geraakt heeft. Dit is zo’n eerlijk Boek. Dit is echt niet het boek van een godsdienst die door mensen op poten is gezet. Dit is niet onze winkel, dit is geen maakwerk, geen complot. Het is kunstig, maar niet kunstmatig. Volstrekt authentiek.”