Column (Mariska Dijkstra): 40 baantjes in 28 minuten
Met vier mannen in huis is competitie me niet vreemd. Als het aan mijn jongens ligt, is alles een wedstrijd. Begint de een te boeren, dan wil de ander eroverheen. En gewoon rustig naar de voordeur lopen is er vaak ook niet bij. Het kleine stukje van de auto tot ons huis wordt vaak in een sprint afgelegd, terwijl uiteindelijk een van de jongens hard tegen de deur valt. Gewonnen!
Om wat tegenwicht te bieden, hang ik vaak naar de andere kant. Voetballen? Dat doe je voor je plezier. En staat het andere team tijdens een partijtje volleybal erg op verlies, dan spoor ik mijn mannen aan om hun toch ook een puntje te gunnen. Tot grote hilariteit, overigens, van mijn andere familieleden.
Ik competitief? Neeeeeeeeeeeeeeeeee, zouden ze thuis roepen. Met nog een paar termen erachter die je als bijna-tiener gebruikt voor mensen die zacht en soft zijn.
Toch zit ik daar, in het kleedhokje van het zwembad. Ik tril en moet echt even rusten wil ik weer gewoon naar huis kunnen rijden. Wat heb ik toch gedaan, bedenk ik. Hoe ben ik hier beland? En waarom tril ik zo?
Ergens op sociale media had ik een tijd langs zien komen. „Ik zwom vandaag een kilometer in 28 minuten”, schreef iemand. Het was niet meer dan een korte mededeling. Maar die tijd zet zich in mijn hoofd. En terwijl ik mijn wekelijkse bezoekje aan het zwembad afleg, komt dat getal 28 weer boven. Terwijl ik klokslag acht uur in het water plons móét het gewoon gebeuren. De grote klok, waarop duidelijk de seconden te zien zijn die wegtikken, wordt mijn houvast. Zelfs als ik moet gaan slalommen, vanwege de zwemmers die in alle rust met elkaar de week bespreken, en die ik voorbij wil.
Ondertussen probeer ik voor mezelf bij te houden hoeveel meters, hoeveel tijd. En als ik op de 20 baantjes, dus 500 meter zit, beslis ik dat het moet gaan lukken.
Maar ja… die conditie hè. Die speelt me parten. De laatste baantjes wil ik eigenlijk niet meer. Of toch wel. Want ik ga door. En net als ik de kant aantik, springt de klok op 29. Grrrrr…
Oh wacht. Ik ben halverwege het bad het water in gegaan, bedenk ik in de auto terug naar huis. Dus heb eigenlijk een half baantje extra gezwommen.
Waarom die wetenschap nou zo belangrijk voor me is? Geen idee. Want zwemmen doe je toch gewoon voor je plezier?