Column (Mariska Dijkstra): Tijdloosheid
Ik houd even m’n adem in. Het gaat vanzelf. M’n ogen worden getrokken naar het licht dat met de hoge ramen van deze romaans-gotische kerk speelt. Door het glas in lood vallen er stralen in verschillende kleurschakeringen naar binnen. En ze raken m’n hart.
Het licht, de echte kaarsen in de enorme kroonluchters, samen met de hoge gewelven en de muziek die klinkt, de ”Messiah” van Georg Friedrich Händel, doen iets met me wat ik moeilijk kan omschrijven. Het lijkt wel alsof deze ervaringen me buiten de tijd plaatsen. Buiten de eeuw waarin ik leef. De iPhone die ik voor me heb liggen, de feestkleding die ik aan heb, ik zou ze zo kunnen inruilen voor een lange 18e-eeuwse jurk, een habijt desnoods.
Een luide basstem klinkt door de kerk: „The people that walked in darkness have seen a great light”, een citaat uit Jesaja 9. Ik denk aan de duisternis waarin we leven. De verkilling in de maatschappij. En de liefdeloosheid die ik om me heen zie. Het grote Licht over Wie wordt gezongen, lijkt harder nodig dan ooit. Maar blijkbaar zijn de problemen die ik ervaar niet alleen iets van nu. Sinds de duisternis in onze wereld kwam, is er uitgekeken naar Degene Die het donker zou verdrijven.
Als ik even later om me heen kijk, zie ik het ”volk dat in duisternis wandelt” bijna voor me. Zij die voor me hebben geleefd, die op dezelfde banken zaten, hetzelfde licht zagen, dezelfde muziek zongen over dezelfde Koning Die voor ons mensen naar deze aarde kwam en „zal heersen tot in alle eeuwigheden.” Ik ga als het ware naast hen zitten en we knikken naar elkaar. Alsof het de gewoonste zaak van de wereld is.
Ik voel een rilling. Want opeens lijkt het alsof er een stukje eeuwigheid is begonnen. Tijdloosheid, zo moet dat voelen. Dat het oude en het nieuwe zich verenigen. Zonder een enkele generatiekloof. Omdat je elkaar weet te vinden rond het wezenlijkste van het leven.
Ik hoor zingen. „Worthy is the Lamb, that was slain.” En het is alsof onze harten zich verenigen. Oud en jong. Gestorven of nog levend.
Ik wil dit vasthouden. Met m’n ogen dicht wacht ik tot de laatste klanken zijn verstomd. Dan is het tijd om op te staan. Het duurde lang, deze avond. Maar het had wat mij betreft nog wel uren mogen duren. Dat stukje eeuwigheid.