Cultuur & boeken

Els Florijn schetst in nieuwe roman ontluisterend beeld van 19e-eeuws gesticht

Voor haar nieuwe roman ”De engelen van Elisabeth” dook Els Florijn in de wereld van het krankzinnigengesticht. Een verhaal dat je meesleurt en ook ongemakkelijke vragen niet schuwt.

23 October 2020 16:59Gewijzigd op 16 November 2020 20:44
Els Florijn. beeld RD, Anton Dommerholt
Els Florijn. beeld RD, Anton Dommerholt

Een vrouwengesticht in de negentiende eeuw. Zusters als slagersknechten, bedden als beton, kleren als hobbezakken. Vanuit de beklemmende sfeer van het ‘gekkenhuis’ vertelt Elisabeth –een achternaam krijgt ze niet– haar verhaal. En dat is bijzonder, want aan de woorden van een vrouw werd twee eeuwen geleden niet zoveel waarde gehecht.

Dat wordt al pijnlijk snel duidelijk in ”De engelen van Elisabeth”, de roman van Els Florijn die 20 oktober verscheen. Alles draait om hoofdpersonage Elisabeth, maar in het verhaal wordt om haar mening niet gevraagd. Dat begint al jong. Arm als ze zijn moeten Elisabeth en haar moeder kantklossen om zo een beetje rond te kunnen komen.

Elisabeth heeft een wens die meisjes in die tijd vast vaker hadden: ze wil studeren. Maar vader beslist dat hier geen sprake van kan zijn –ze is immers maar een meisje– en dus werkt Elisabeth thuis. Ondertussen spaart haar moeder in het geheim een bedrag bij elkaar waarmee haar dochter op een dag zou kunnen vertrekken en naar school zou kunnen.

Daar komt natuurlijk niks van terecht. Elisabeth wordt net als haar moeder: ze krijgt een man die gewelddadig is en heeft als enig levensdoel het baren van kinderen. Ze krijgt er vier en moet er twee afstaan aan de dood.

Ontluisterend

Het verhaal begint twee weken na de dood van haar tweede dochtertje. Vreemde mannen halen Elisabeth op, rukken haar zoontje Jan uit haar armen, rijden haar in een kar naar het gesticht. Waarom zo hardvochtig doen tegen een moeder die nog rouwt om haar kind? Dat wordt snel duidelijk: de dood van haar dochtertjes, in het bijzonder de tweede, blijkt de reden dat Elisabeth in het ‘gekkenhuis’ wordt opgenomen. Want: stierven de twee dochtertjes van Elisabeth wel een natuurlijke dood?

Daar, in een gesticht in Rotterdam, vertelt Elisabeth het verhaal van haar leven. Florijn schetst in een paar honderd bladzijden een ontluisterend beeld van het Nederlandse gestichtswezen in de 19e eeuw. Een plek waar je een stomp krijgt als je je kleren niet meteen uit wilt doen, waar de badkuip gevuld is met smerig, ijskoud water en waar aardige zusters een uitzondering zijn.

Haar eerste nacht brengt Elisabeth door in de isoleercel. De regen lekt naar binnen, ze heeft stro als haar bed, voortdurend klinkt het geschreeuw van andere patiënten. In zo’n ruimte zou je vanzelf krankzinnig worden. Alleen bij het kleding wassen zijn zusters en patiënten gelijk: de kleding van de ”oppasseressen” hangt „gezusterlijk naast de grauwe gestichtskleding.”

Hypocrisie

De hypocrisie van het verplegend personeel is getekend in de tekst uit Romeinen 8:18 die aan de muur hangt: „Want ik houde het daarvoor, dat het lijden dezes tegenwoordigen tijds niet is te waarderen tegen de heerlijkheid, die aan ons zal geopenbaard worden.” In die omgeving weet Elisabeth zich staande te houden.

2020-10-23-katVR10-Recensie_plaat-5-FC-V.jpg
Els Florijn schetst een ontluisterend beeld van het Nederlandse gestichtswezen in de 19e eeuw. beeld iStock

Els Florijn schreef het boek nadat ze een artikel las over Nellie Bly, een Amerikaanse journaliste die tien dagen undercover in een krankzinnigengesticht verbleef. Haar informatie haalde ze verder uit ”Wartaal van een gek”, geschreven door Johanna Stuten-te Gempt die vanwege een depressie in een gesticht werd opgenomen en ‘behandeld’. In het nawoord geeft Florijn aan met dit boek vrouwen een stem te willen geven die zich minder makkelijk kunnen laten horen.

Dat deed ze eerder met ”Rode papaver”, over een verpleegster in de Eerste Wereldoorlog en ”Schaduw van de wolf”, over een jonge vrouw die zichzelf terug moet vinden na de dood van haar moeder. Sterke vrouwelijke hoofdpersonages die zich staand houden tegen de tijdgeest in.

Met Elisabeth schuift Florijn opnieuw een stevige persoonlijkheid naar voren. En tegelijk is deze jonge vrouw een gecompliceerde hoofdpersoon. Hoe betrouwbaar is zij? Op de achtergrond blijft de gedachte aan het overleden dochtertje knagen. Florijn weet de spanning over de dood van dit meisje tot het einde toe vast te houden.

Cocon

Dankzij het ik-perspectief vouwt de roman zich als een cocon om je heen. De beelden die Florijn gebruikt zijn sterk. Iemand gebruikt woorden die „tot op de draad [zijn] versleten”. Met de kleren van het gesticht aan is Elisabeth „vormeloos geworden”. Een vondst zijn de titels van de hoofdstukken. Florijn heeft ervoor gekozen steeds een deel van de laatste zin uit het hoofdstuk als titel te gebruiken. Daardoor zijn de titels bijna poëzie in zichzelf. Florijn is te veel woordkunstenaar om dat toeval te laten zijn: Laat de deur met een klap achter mij dichtvallen. Het stuk van mij dat nu ontbrak. Dit is wat ik je kan geven.

Als dit is wat Florijn ons kan geven, smaakt dat opnieuw naar meer.

2020-10-23-katVR10-engelen-0,5-FC_web.jpg

Boekgegevens

De engelen van Elisabeth, Els Florijn; uitg. Mozaïek, 265 blz., € 21,99

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer