Aad Kamsteeg: realist met oog voor het Koninkrijk
Echt stoppen met werken ziet Aad Kamsteeg nog niet zitten. Toen de lockdown alles op slot deed, begon de buitenlandjournalist aan een brochure over alle Israëlvisies die christenen koesteren. Toch zal het werken een keer voorbij zijn. „We zijn eindig, althans hier.”
Dertien kleinkinderen heeft hij; de jongsten zijn een tweeling. Ze werden vlak voor de uitbraak van corona geboren. „Ik zou ze nog zo graag zien opgroeien”, mijmert Kamsteeg.
Sinds begin augustus is hij een open boek. In ”Ooggetuige” beschrijft hij zijn leven vanaf 1940: van zijn huwelijk met Greet en de geboorte van hun zes kinderen, tot de oorlog in Vietnam en de kernwapendiscussie. En niet te vergeten alles rond de vrijgemaakte kerken.
Ook de Amersfoortse Lingestraat doet mee. „Hoelang wonen we hier nu, Greet? O, vanaf 1987. We kijken uit op de Westerkerk, waar we al vanaf eind jaren zestig naartoe gaan.”
In de straat gaan de mensen goed met elkaar om, vertelt Kamsteeg, terwijl hij vanaf de bank naar buiten tuurt. „Het Soesterkwartier is een volksbuurt. Iemand heeft ooit uitgezocht dat de mensen hier meer geld aan goede doelen geven dan in het veel rijkere Bergkwartier.”
Een prima straat dus, die Lingestraat. Aan de overkant staat een school. Af en toe kijkt Kamsteeg mijmerend in die richting. Maar toch; de buitenlandjournalist in hem vergelijkt de wereld nog weleens met de Lingestraat. „Sluit die straat zes maanden af, en geef voedsel voor drie maanden. Let er dan eens op wat er gebeurt. Dat is wat zich dagelijks wereldwijd voltrekt.”
Een klein beetje onzeker over zijn boek voelt hij zich wel. Memoires schrijven is iets voor wereldleiders. „Ik begin met het verhaal van mijn vader. Die stierf op zijn 39e toen ik 8 jaar was. Omdat ik hem nauwelijks heb gekend, wilde ik iets achterlaten voor mijn kinderen en kleinkinderen. Tegelijk geef ik een beeld van wat er in die tijd allemaal in kerk en wereld gebeurde. Het is dus meer dan een persoonlijke geschiedenis.”
Als journalist werkte hij meer dan veertig jaar voor het Nederlands Dagblad en de Evangelische Omroep. Op zijn vele reizen zag hij veel verdriet. „Na alle ellende die ik heb gezien, zeg ik: Laat die wederkomst maar gauw komen. Dan zijn er geen honger en pijn meer. Dan hoeven we niet meer tegen de zonde te vechten. Die zondeval, dat is echt een ramp geweest hoor.”
Pal naast de keuken heeft hij een klein werkhoekje. Onder de werktafel zijn de kastjes te zien van een bureau dat eronder staat. „Dat is nog van mijn vader geweest.” De boeken op de planken zijn voornamelijk theologische werken. De aandacht van Kamsteeg is verschoven van de wereldrijken naar het Koninkrijk van God.
Toch leest hij nog wekelijks The Economist, om de politiek bij te houden. „Een heel goed blad, alleen wel erg kritisch op Poetin.”
Ook het lezen van biografieën kan hij niet laten. „Vooral over Nixon heb ik er veel. Hij was de beste president van de Verenigde Staten sinds de Tweede Wereldoorlog. De Watergate-affaire was jammer. Hij had een visie op hoe de door belangen verscheurde wereld er zou moeten uitzien. Dat heeft Trump helemaal niet.”
Praat Kamsteeg over Nixon, dan spreekt hij over het realisme; het raamwerk waarmee hij als buitenlandcommentator de wereld beschouwde. „Het realisme erkent dat de wereld niet perfect is en dat mensen niet tot het goede zijn geneigd. Daarom hebben we de politie. Maar internationaal is er geen politie. Daarom is een machtsevenwicht nodig om het gedrag van staten in te tomen.”
U noemt president Trump een „vreselijke man.” Wat is er mis met hem?
„Door allerlei overeenkomsten in de wereld op te zeggen, bedreigt hij de stabiliteit. Dat is gevaarlijk. Door altijd rechters te bekritiseren is hij een gevaar voor de rechtsstaat binnen de VS. Verder liegt hij aan de lopende band. Het is niet te geloven dat zo veel christenen achter die man aanlopen.”
Waarom zouden ze dat doen?
„Vermoedelijk vanwege abortus. Trump was vroeger voor, maar inmiddels tegen. Bovendien hoopt men dat hij conservatieve rechters in het hooggerechtshof benoemt. Daarnaast heeft hij een stem gegeven aan de blanke middenklasse, die eerder door Obama en de Clintons was verwaarloosd.”
Nee, als het aan Kamsteeg ligt, wordt het toch die ander: Joe Biden. „Dat is een gematigd man. Nooit heeft iemand hem betrapt op radicale standpunten.”
In zijn jaren steunde het Nederlands Dagblad altijd min of meer de Republikeinen. „Vooral vanwege hun buitenlandbeleid. Maar de Republikeinen zijn nu de partij van Trump geworden. Toen de Congresleden moesten stemmen over de afzettingsprocedure, zaten ze vol angst.”
Als u Trump zou mogen interviewen, wat zou u hem dan vragen?
„Hoe hij tegenover God kan verantwoorden zo veel te liegen. Zoiets zou ik ook vragen aan zijn vicepresident Pence. Die zegt dat de Bijbel op zijn bureau ligt. Maar ook hij omringt zich met mensen die worden betrapt op corruptie.”
En als u Biden zou mogen interviewen?
„Dan zou ik vragen naar abortus. Ik heb nooit kunnen begrijpen hoe iemand het kan goedpraten dat een mens in wording mag worden gedood. Een van de profeten klaagt dat het kwade goed wordt genoemd. Dit is er wel een sprekend voorbeeld van. Dat snappen niet-christenen toch ook wel.”
Tijdens de lockdown hoopten sommigen dat de wereld beter uit de crisis zou komen dan hij erin ging. Hoe groot schat u die kans?
„Heel klein. Het zou natuurlijk mooi zijn als we minder zouden consumeren. Minder kopen en meer weggeven. Jezus leefde ook heel sober.
Maar de mens blijft dezelfde als die van vlak na de zondeval. Misschien dat landen meer gaan samenwerken op medisch gebied. Maar rond het coronavaccin is het toch weer ieder voor zich.
Ook de internationale verhoudingen blijven na corona dezelfde. Waarom zou de Turkse president Erdogan zijn ambities wijzigen? En waarom zou de spanning tussen de Verenigde Staten en China afnemen; China heeft immers de Amerikanen veel banen gekost. Trumps verzet daartegen heeft hem mede populair gemaakt.”
Toen de coronacrisis de deuren aanvankelijk dichtdeed, besloot Kamsteeg op te schrijven welke visies op Israël er in christelijk Nederland leven. Hij zoekt nog een uitgever voor de brochure. „Zelf zit ik tussen Christenen voor Israël en Sabeel in. Ik vind het prachtig als Messiasbelijdende Joden samenwerken met Palestijnse christenen. Dat zijn immers broeders. Ik geloof voluit dat de mensen van Christenen voor Israël worden gedreven door liefde tot de Heere Jezus. Maar ze zitten zo dicht op de orthodoxe rabbijnen dat ze publiek nauwelijks contact durven hebben met Joodse christenen. In Joodse ogen zijn dat immers geen Joden meer.”
Hij weet niet meer hoe vaak hij al in Israël is geweest. „Maar politiek gezien ben ik gematigd; net als destijds ND-hoofdredacteur Jongeling. De Palestijnen hebben zich tot een volk ontwikkeld en zouden een eigen staat moeten hebben. Net als dat volk waarvoor ik mij allang inzet: de Papoea’s. Die zijn in de wereld ook in de marge gedrukt. Maar Jezus zoekt juist die mensen op die niemand meer liefheeft. Vanuit de Romeinenbrief heb ik ook verwachting voor het Joodse volk.”
De Gereformeerde Kerken vrijgemaakt vormen een rode draad in uw boek. Hoe belangrijk is het voor u om vrijgemaakt te zijn?
„Met al mijn vezels ben ik aan die kerk gebonden. Mijn vader is in 1944 in Eindhoven uit de synodale kerken gezet. Ik heb altijd intensief met de vrijgemaakte kerken meegeleefd. Hoewel de plaatselijke gemeente steeds belangrijker voor me is geworden.”
Vele termijnen was Kamsteeg ouderling. „Na twee jaar of zo werd ik vaak weer voor vier jaar gekozen.” Nu hij tachtig is, gebeurt dat niet meer.
Uit zijn jonge jaren herinnert hij zich de kerkstrijd via typemachines. „Hoogleraren als Schilder en later Kamphuis hielden ervan om de dwaling fel vanachter hun bureau te bestrijden. Ze gingen dan helemaal los op hun tegenstander. De lezers van kerkbladen vraten dat. Toen ik Kamphuis eens ontmoette, bleek hij ook een warme en bevindelijke kant te hebben. Die had ik eerder nooit gezien.
Daar moest ik aan denken toen ik later bij Lloyd-Jones zoiets las als: als je een fout bij een ander ziet, heb je daar dan ook verdriet van?”
Misschien was het voor mannen in die tijd ook niet zo makkelijk om hun emoties te tonen, denkt Kamsteeg weleens. „Zeker die oudere generatie liet niet zo makkelijk zielenroerselen zien. Mijn schoonvader leerde ik pas echt kennen als hij ’s zondags hardop aan tafel bad. Dan hoorde je echt de ernst van zijn heel persoonlijke geloof.”
Bij de vrijgemaakten is veel veranderd. Hoe zou u die ontwikkelingen omschrijven?
„In het negatieve kun je zeggen: minder kerkistisch, minder wettisch, minder geïsoleerd. Positief zou ik zeggen: meer missionair en opener naar geestelijke ontwikkelingen. Als vroeger iemand naar de baptisten vertrok, baden we bezorgd voor hem. Maar nu zeggen we: We hopen dat je daar ook tot zegen mag zijn.”
Door de jaren heen had hij „wel tien keer weg kunnen zijn” uit de kerk, zegt hij. „Maar ik ben trouw gebleven. Veel mensen die zijn vertrokken, zijn gaan zwerven van de ene naar de andere gemeente.”
Toch heeft hij af en toe gekromde tenen. „Als ouderling was ik eens bij een aannemingsavond vlak voor het afleggen van geloofsbelijdenis. We bespraken de motieven van belijdenis doen. Van alles kwam langs, maar niemand had het over de genade van God in Christus. Ik vond dat jammer. Natuurlijk, jongeren zijn meer geïnteresseerd in zingeving dan in dogmatiek. Ik vrees ook dat het door de prediking komt. Daarin wordt minder over zonde gepreekt, zodat de genade niet meer schittert.”
Vrouwen kregen pas in 1993 stemrecht; inmiddels staan de ambten voor hen open. Hoe kunnen dingen zo snel veranderen?
„Geen idee. Misschien dat ineens de stop eruit vloog. Vrijgemaakten zijn natuurlijk altijd radicaal. Ze gaan ergens voor. Als ze lid van een vereniging worden, komen ze direct in het bestuur.”
Het was beslist niet de moderne cultuur die de vrijgemaakten door de bocht hielp, verzekert hij. „In onze gemeente hebben we de mensen meermalen bij elkaar geroepen om over de exegese te spreken. We zijn dezelfde Bijbelteksten anders gaan verstaan. Hoewel het zo kan zijn dat de cultuur ons laat zien dat we fouten hebben gemaakt. Dat is vaker gebeurd; ik denk rond de apartheid in Zuid-Afrika.”
Op de laatste bladzijde zegt u: God is heilig en geen vriendje dat alle kwaad door de vingers ziet. Eerder schrijft u dat u blij bent dat homoseksuelen met een relatie nu aan het avondmaal komen. Hoe past dat bij elkaar?
Kamsteeg knikt; die vraag begrijpt hij. „Met weinig dingen heb ik zo geworsteld als met dit vraagstuk. Darkrooms en zo zijn uit den boze. Maar tegelijk ken ik mensen met een homoseksuele geaardheid die zo dicht bij de Heere leven, dat ik ze een volledige plek in de gemeente gun. En ja, soms hebben ze ook een relatie.”
Kamsteeg denkt hierbij vooral aan een concreet vriendinnenpaar in zijn gemeente. Tegelijk ziet hij dat de toenemende openheid anderen die in onthouding leven, onder druk zet. „Mijn vrouw en ik zijn pas wezen eten met zo iemand. Vroeger moesten mensen zich verantwoorden als ze een relatie aangingen; nu is het andersom. Dat is moeilijk. Tegelijk denk ik: wie ben ik om te oordelen, met al mijn zwakheden?”
In uw boek komt prof. Jochem Douma nogal eens langs. Hij kon deze ontwikkelingen niet langer meemaken en verliet de vrijgemaakten. Hoe kijkt u hem na?
„Met diepe achting. Met zeer veel respect. Ik heb veel aan hem gehad. Hij heeft me eens verdedigd. Ik kreeg felle kritiek omdat ik met Watchman Nee te veel de evangelische toer op zou gaan. Douma schreef daarop dat hij zelf veel had gehad aan de notie ”in Christus gestorven zijn” van Watchman Nee.
Douma is denk ik teleurgesteld in de koers van zijn opvolger De Bruijne, bijvoorbeeld op het punt van de vrouw in het ambt en de homoseksualiteit.”
In uw boek bespreekt u ook veel geestelijke dingen. Hebben die geestelijke vragen u altijd beziggehouden?
„Als je me vroeger zou hebben gevraagd: Heb je God lief, dan zou ik hebben gedacht: niet zo dichtbij komen. Ik geloofde wel, maar misschien te verstandelijk. En ook vanuit de onzekerheid: ben ik wel goed genoeg voor God?
Dat is veranderd na mijn bezoeken aan vervolgde christenen in China begin jaren negentig. Dat mensen na een straf van twintig jaar vol vreugde uit de gevangenis komen, was zo vreemd voor me. Watchman Nee had zijn bediening gewoon voortgezet in de gevangenis. Ik vroeg een goedgeklede jonge Chinees of hij niet alle schepen achter zich verbrandde door een bijeenkomst van gelovigen te bezoeken. Waarop hij via de tolk teruggaf: Vertel die man uit het Westen dat ik een schat in de akker heb gevonden.
Kort daarna trof ik in Amerika de nieuwe puriteinen, zoals Keller en Packer. Die hadden een boodschap van zonde en genade. Die twee bezoeken brachten bij mij een grote verdieping teweeg.”
Kamsteeg kijkt weer naar buiten en zegt peinzend: „Hoe ouder je wordt, hoe belangrijker je kinderen voor je worden. Je artikelen worden vergeten, je boeken komen bij De Slegte. Maar kinderen zijn er voor de eeuwigheid. Daar ben ik toch het meest mee bezig.”
Aad Kamsteeg
Drs. Aad Kamsteeg wordt in 1940 geboren in Vlaardingen. Na de bevrijding raakt zijn vader als ambtenaar betrokken bij het Militair Gezag en daarom verhuist het gezin naar Den Haag. Zijn vader sterft kort daarop in 1948.
Kamsteeg raakt betrokken bij vrijgemaakte organisaties. Na zijn studie politicologie gaat Kamsteeg werken voor GPV’er Verbrugh. Later kiest hij voor de journalistiek bij het Nederlands Dagblad. Hij zet zich ook in voor bredere christelijke organisaties, zoals de Evangelische Omroep en de Evangelische School voor Journalistiek.
Hij schrijft diverse boeken. Over buitenlandse politiek publiceert hij ”Conflict op conflict”. Zijn bezoeken aan de vervolgde kerk in China legt hij vast in ”Als een uitslaande brand”. Zijn jongste boek, ”Ooggetuige: 50 jaar journalist in een veranderende kerk en wereld”, is verschenen bij uitgeverij Buijten & Schipperheijn.
Serie: Het Gesprek