Houd tonen over vermeend zangverbod zuiver
Een argeloze RD-lezer zou zomaar kunnen denken dat het gezongen woord nog belangrijker is dan de preek. Verbolgenheid alom; hoe durft de overheid zich daarmee te bemoeien? Om wel gewoon te zingen, worden soms onverantwoorde argumenten gebruikt. Wij pleiten ervoor in deze discussie wel zuiver te zingen. In crisistijd past het christenen niet onnodig risico’s te lopen of moedwillig veiligheidsregels te negeren.
De vraag die vaak gesteld wordt, is of de overheid zich zomaar met de kerken mag bemoeien door bijvoorbeeld het zingen te verbieden. De overheid heeft het zingen in de eredienst echter nergens verboden.
In het onlangs door ons gehouden webinar (RD 10-6) zijn wij uitvoerig ingegaan op de grondwettelijke positie van de kerken en de positie van de overheid. De overheid heeft namelijk niet zonder meer iets te zeggen over de kerken. Volgens artikel 6 van de Grondwet heeft eenieder de vrijheid en het recht om zijn godsdienst of levensovertuiging, individueel of in gemeenschap, te belijden. Wel „behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet.”
Dit betekent dat alleen de wet beperkingen kan stellen. Zowel de Hoge Raad als de Afdeling Rechtspraak van de Raad van State heeft in het verleden al uitgemaakt dat zeer open bepalingen (zoals de onrechtmatige daad in artikel 6:162 Burgerlijk Wetboek) of zelfs bepalingen in lagere regelgeving (zoals aan bouwvergunning gebonden eisen en brandveiligheidsvoorschriften) of zelfs welstandseisen beperkingen kunnen stellen aan de grondwettelijke vrijheid. Echter, niet alle beperkingen zijn ook beperkingen van de godsdienstvrijheid.
De Afdeling heeft jaren geleden bijvoorbeeld al eens geoordeeld dat het qua duur en geluidniveau beperken van het luiden van de kerkklokken niet kan worden beschouwd als inperking van de vrijheid van godsdienst. Daarentegen zal een verbod op zingen binnen de samenkomst, gelet op de positie van de zang in de eredienst, onzes inziens wel degelijk een beperking van het grondrecht opleveren. Dat laat onverlet dat dit nog geen reden is om voluit te zingen.
Uitzondering
De door de overheid genomen maatregelen zijn gebaseerd op de Wet publieke gezondheid (Wpg). Het is deze wet die via het mechanisme van de Wet op de veiligheidsregio’s de minister, geadviseerd door het RIVM, de bevoegdheid geeft om de voorzitters van de veiligheidsregio’s aanwijzingen te geven ter voorkoming en bestrijding van een uitbraak van gevaarlijke ziektes. Zulke maatregelen kunnen bijvoorbeeld zijn het opleggen van de afstandsmaatregel, hygiënevoorschriften, de beperking van het aantal bezoekers en andere ordemaatregelen, waaronder de sluiting van een gebouw.
Juist de Wpg heeft kerkgebouwen en gebouwen waarin godsdienst wordt beleden uitgezonderd. Die uitzondering stemt volledig overeen met artikel 6 lid 2 van de Grondwet. De wet kan volgens de Grondwet immers alleen beperkingen stellen ter bescherming van de gezondheid buiten gebouwen en besloten plaatsen. Dit betekent concreet dat de noodverordeningen van de veiligheidsregio’s in beginsel geen beperkingen kunnen opleggen aan de omvang van de samenkomsten en aan het zingen in de kerk. In de nog niet bij de Tweede Kamer ingediende Tijdelijke Noodwet wordt eveneens niet aan gebouwendefinitie gesleuteld, maar wel aan de term besloten plaats.
Wie nu denkt: dus we kunnen zingen en onbeperkt samenkomen, heeft de aard van de godsdienstvrijheid niet begrepen en verzaakt ook de eigen verantwoordelijkheid.
Plicht
Omdat het aan een heldere uitleg over de positie van de overheid ten opzichte van de kerk en de reikwijdte van de noodverordeningen heeft ontbroken, zijn veel kerkgenootschappen terecht al in een vroeg stadium ertoe overgegaan om, in lijn met de adviezen van het RIVM en de door de minister afgekondigde maatregelen, protocollen voor het verantwoord houden van kerkdiensten op te stellen. Die protocollen maken dus gebruik van de regels die voor ”buiten de kerk” gelden. Maar die regels voor ”buiten”, zoals hygiënemaatregelen en 1,5 meter afstand houden, zijn wel degelijk ook van belang voor de veiligheid en de beperking van de risico’s voor de volksgezondheid ”binnen” de kerkmuren. Van nog groter belang is de aandacht voor voldoende ventilatie in de kerkgebouwen. Om die ventilatie te kunnen beoordelen, zijn inmiddels bruikbare tools verschenen.
Kortom, de noodverordeningen verbieden dus op geen enkele wijze de zang in de eredienst. Ze hebben ook niet het niveau van wet om daarop inbreuk te kunnen maken. Dat betekent echter niet dat het (onbeperkt) zingen in de samenkomsten, gelet op het nog onvoldoende uitgekristalliseerde risico ervan voor de verspreiding van het Covid-19-virus, verstandig is.
Vanuit de zorg voor predikanten, ambtsdragers, gemeenteleden en vrijwilligers is het dus een goede zaak en ook de plicht van elke kerkenraad om de samenkomsten van de gemeente zo veilig mogelijk, en dus met inachtneming van de geadviseerde maatregelen en de door de dienstenbureaus opgestelde protocollen, te laten plaatsvinden. Alleen zo kan ”onze zang” zuiver gehouden worden.
Mr. Dick Alblas is advocaat bij Vos & De Lange Advocaten, mr. Peter Raven is partner bij het Kenniscentrum Arbeidsrecht. Beiden zijn tevens actief op het terrein van het kerkrecht en houden op 14 juli een vervolgwebinar over deze en aanpalende problematiek (gratis te volgen vanaf het YouTube kanaal van de Theologische Universiteit Apeldoorn).