Opinie

Crisis dringt tot praktische bezinning op christelijke levenshouding

De coronacrisis laat de gereformeerde gezindte niet onberoerd. Dat geldt ons persoonlijk en in familieverband. Ze raakt ons in onze dagelijkse verantwoordelijkheden. Het kerkelijk leven wordt eveneens getroffen. Hoe beleven we dit alles vanuit onze principiële uitgangspunten?

Ds. G. W. S. Mulder
12 June 2020 14:53Gewijzigd op 16 November 2020 19:33
„De kerk kan alleen verlengende of nieuwe beperkende maatregelen (bijvoorbeeld over zingen) nemen als daar redenen voor zijn die tegen de belangen van de eredienst opwegen.” Foto: Grote Kerk in Monster. beeld RD, Sjaak Verboom
„De kerk kan alleen verlengende of nieuwe beperkende maatregelen (bijvoorbeeld over zingen) nemen als daar redenen voor zijn die tegen de belangen van de eredienst opwegen.” Foto: Grote Kerk in Monster. beeld RD, Sjaak Verboom

De vraag naar beleving vanuit onze principiële uitgangspunten klemt als we letten op de diepe sporen die de crisis trekt. Rouw en verdriet nemen een grote plaats in. Er ligt grote druk op gezinnen en families. Toekomstperspectieven wankelen en financiële zekerheden staan onder druk. Daarom moet juist ook nu de vraag worden gesteld: hoe zullen wij in deze veranderende samenleving onze plaats innemen overeenkomstig Gods Woord?

Gód regeert

Door de huidige crisis worden we op onszelf teruggeworpen. Reformatorische scholen hebben veel gedaan om de Bijbelles en andere noodzakelijke instructies op alternatieve wijze vorm te geven. Maar nu moesten we als ouders zelf begeleiding geven. Zo voelden we wat het vraagt om onderwijs en vorming weldoordacht vorm te geven, vanuit Schrift en belijdenis. Met respect denken we aan alle werkers in de zorg die tijdens deze crisis hun verantwoordelijkheid hebben genomen. Maar in de crisis is er ook een zwaarwegende zorgtaak terechtgekomen bij families en mantelzorgers. Denk ook aan de ethische vragen, bijvoorbeeld over het voorrang geven van een coronapatiënt boven een kankerpatiënt. Of de vraag of je voor je ernstig zieke geliefde gebruik moet maken van ic-behandeling of niet.

In een crisis als deze ontkomen we er niet aan om ook een mening te hebben over politieke vraagstukken. Voor de SGP staat bovenaan dat Gods Woord gezag heeft en heilzaam is, voor iedereen en in alle omstandigheden. Wat betekent dat in een tijd als deze? Daarbij kwam ineens de verhouding tussen kerk en overheid volop in de schijnwerpers. Ook wat dat betreft geldt het overkoepelende gezag van Gods Woord. En wel zo dat de dominee niet op de stoel van de burgemeester gaat zitten, en de burgemeester niet op de stoel van de dominee. In allerlei bestuurlijke organen waren ook nu SGP’ers actief. Landelijk traden vooral de parlementariërs Van der Staaij en Schalk voor het voetlicht. We zagen onze vertegenwoordigers en bestuurders vanuit onze principes hun werk doen, soms op het scherp van de snede. Van der Staaij heeft erop aangedrongen om haast te maken met maatwerk. Beleven we als kerkelijke burgers dit ook als een persoonlijke verantwoordelijkheid? Stralen we dat uit in onze omgeving?

We zijn in deze coronacrisis overspoeld met nieuwsberichten. Twintig jaar geleden hielden we nog afstand tot algemene media. We vonden dat het Reformatorisch Dagblad de functie heeft om het nieuws te plaatsen in een Bijbels-gereformeerd kader. Deze unieke positie voor het RD is niet meer vanzelfsprekend. En in deze crisis moet ieder voor zich maar onderscheiden tussen feit en mening of in hoeverre iets Bijbels verantwoord is. De minister-president heeft in onze gezinnen een groot podium gekregen. Beelden en opinies uit de wereld om ons heen hebben grote impact. Dit alles lijkt ook voor ons als reformatorische christenen vrijwel onomstotelijk waar. Terwijl de crisis nu juist duidelijk maakt dat niet de mens maar Gód regeert. Hoe blijkt ons Bijbelse kader in de manier waarop wij met het nieuws omgaan?

Verlegenheid

Waar staan we als gereformeerde gezindte? We zijn niet zo gewend om onze diepste motieven publiekelijk voor het voetlicht te brengen. Andersom ervaren we verlegenheid om invloeden van buiten tegemoet te treden. Maar juist in de confrontatie met de omstandigheden blijkt onze kracht of onze kwetsbaarheid. Wat laten we er in de praktijk van zien dat de Bijbel voor ons de basis is? We tonen ons gehoorzaam in het uitwerken en nakomen van protocollen. We laten elkaar zien hoe ver we meegaan in digitalisering rond de eredienst en beargumenteren dat. We nemen besluiten over de gemeentezang en brengen daarmee tot uitdrukking op welke manier we waakzaam willen zijn ten aanzien van de verspreiding van het virus. Kunnen buitenstaanders uit dit profiel afleiden wat voor ons de wezenlijke betekenis is van Gods Woord? In ieder geval doen onze maatregelen en beschouwingen niets af aan het feit van de crisis. Eigenlijk houdt verlegenheid ons in de greep.

Voor een uitweg uit de crisis is nodig dat we onder ogen zien waar het eigenlijk om gaat. In deze crisis is dat de maakbaarheidsgedachte ten aanzien van leven en gezondheid. Accepteren we dat we niet meer zo vanzelfsprekend 85 jaar oud worden als we wel hebben gedacht? Juist op dit punt wordt het getrouw zijn aan ons Bijbelse beginsel beproefd. In de crisis zal het onderscheid openbaar komen tussen geloof en ongeloof. Ons perspectief moet de vuurgloed van dit brandpunt kunnen doorstaan. Anders brengen we offers voor een gezondheid zonder geestelijk welzijn en voltrekt ons godsdienstige leven zich niet alleen uiterlijk maar straks ook inhoudelijk rond een lege kerk.

Ten diepste gaat het om de erkenning dat we als zondige mensen terecht moeten sterven. En dat we alleen een gelukkig (en eeuwig!) leven kunnen ontvangen door het ware geloof in Christus, gewerkt door de Heilige Geest. De huidige crisis maakt voor ieder persoonlijk duidelijk waar we staan. „Mijn ziel, doorziet gij wel uw lot: hoe zult gij rechtvaardig verschijnen voor God?” De honger en de dorst naar Christus en Zijn gerechtigheid moet de geur zijn die heel ons leven doortrekt.

Pelgrimshouding

Ook voor hoe we ons tegenover anderen opstellen, geeft de Bijbel richting. Door de coronacrisis zijn we één fase dichter bij de wederkomst gekomen. „Doch de Zoon des mensen, als Hij komt, zal Hij ook geloof vinden op de aarde?” (Lukas 18:8).

Juist nu komt het erop aan wel in de wereld, maar niet van de wereld te zijn. Als we in deze crisis door genade aan Gods kant mogen vallen, wordt dat duidelijk in de Bijbelse pelgrimsgestalte. Dan kan onze omgeving het aan ons merken: „Wij hebben hier geen blijvende stad, maar zoeken de toekomende” (Hebreeën 13:14). De ware christen heeft gegronde hoop en moed. Laten wij dat zien in ons dagelijks leven?

In crisistijd heeft onze overheid -van Godswege!- de positie om de leiding te nemen en via noodmaatregelen te zeggen hoe het moet. Dan hebben we loyaal te zijn, ook al betekent dat zelfverloochening. De overheid moet leidinggeven door de burgers aan te spreken op hun persoonlijke verantwoordelijkheid. De garantie van deze vrije en verantwoordelijke positie van elke burger vormt de basis van onze rechtstaat. En het is ook een Bijbels gegeven dat elk mens schepsel is van God en persoonlijk verantwoording schuldig is. Daarom moeten wij op onze verantwoordelijkheid aangesproken willen worden en die verantwoordelijkheid invulling geven.

Nu is onze levensopdracht natuurlijk breder dan onze inzet om corona te bestrijden. Het gaat om héél Gods Woord en ál Gods geboden.

Voor Gods aangezicht leven in deze wereld begint met een positief-kritische grondhouding. Onze samenleving is niet-christelijk en postmodern en onze overheid ook. ”Samen krijgen we corona onder controle”, is het devies. Hierin blijkt dat onze samenleving de maakbaarheid van het leven niet wil prijsgeven. De Bijbel zegt duidelijk dat elk menselijk leven beschermwaardig is. Leven en dood, ziekte en gezondheid zijn in Gods hand. En elke dag die we mogen leven, is genadetijd. Het is duidelijk dat hier sprake is van wezenlijke verschillen in levensbeschouwing. We hebben nodig ons hierop te bezinnen. Het is niet christelijk om te buigen voor een geest die niet uit God is. Willen we in de eindtijd staande kunnen blijven, dan moeten de geesten worden beproefd.

Goede richting

Daarbij ook enkele praktische overwegingen. De uitgangspunten van het RIVM zijn helder en gelden als uitgangspunt voor ons handelen in deze crisis. Hanteren wij ze in de geest van onze Bijbelse overtuiging of hanteren wij ze in de geest van de wereld? De overheid moet leidinggeven door mensen aan te spreken op persoonlijke verantwoordelijkheid. Laten we dat in onze gezinnen, kerken en instellingen ook zo doen. Protocollen moeten een dienend en niet een heersend karakter hebben. Kaders zijn niet bedoeld om elkaar de maat te nemen, maar om ruimte te bieden. Persoonlijke verantwoordelijkheid laat zich niet voorschrijven, maar moet -persoonlijk!- worden ingevuld. Respect voor de 80-plusser die vrijmoedigheid heeft om boodschappen te gaan doen en naar de kerk te gaan. „De Heere zorgt voor me, en ik houd me aan de voorschriften.”

Het beleggen van kerkdiensten waarin gepreekt, gebeden en gezongen wordt, is voor ons een principiële aangelegenheid. Alleen omstandigheden van nood mogen ons daarvan weerhouden. Zo was het in het hoogtepunt van de crisis. Kerken hebben hun verantwoordelijkheid genomen en er is sprake van gezamenlijkheid. Dat is te waarderen. De nood gaat de kerk niet voorbij; de kerk mag laten zien wat het betekent om te buigen. Maar de zaken van de eredienst zijn te wezenlijk om er gemakkelijk van af te zien of als sluitpost te gebruiken. Dit raakt ons in ons geweten. Laten we ons daarvan bewust zijn. De kerk kan alleen verlengende of nieuwe beperkende maatregelen (bijvoorbeeld over zingen) nemen als daar redenen voor zijn die tegen de belangen van de eredienst opwegen. In de huidige omstandigheden zijn de geldende maatregelen voor de kerken -uitgaande van het basispatroon van de RIVM-richtlijnen- in veel gevallen buitenproportioneel. Het is dringend nodig dat de overheid de kerk overeenkomstig haar zelfstandige positie zelf zorg laat dragen voor de invulling van de algemeen geldende richtlijnen. Wanneer de overheid hierin haar verantwoordelijkheid niet neemt, moeten we haar er des te dringender op aanspreken. Laten we dit in gezamenlijkheid dragen, biddend om en werkend aan een uitweg.

In onze reformatorische organisaties en instellingen is in deze tijd veel en goed werk verzet. Daarvoor zijn we dankbaar. Met in achtneming van de corona-maatregelen gaan ook zij weer meer naar de toekomst kijken. Laten ze acht geven op het geheel van de Bijbelse grondslag en zo hun opdracht vervullen in de samenleving en voor de achterban. Ouderen en zorgbehoevenden hebben het nodig. Maar denk ook aan de signaalfunctie voor onze jongeren. De wereld pakt het gewone leven weer op; wij moeten daarin present zijn. Juist nu.

Laten wij persoonlijk heel bewust onze voetstappen zoeken te richten in het spoor van Gods Woord. Onze kinderen hebben een goede richting en een duidelijk voorbeeld nodig. Laten we naast hen staan en hen voorleven. Ik eindig met de wens dat in de praktijk van alle dag oprechte Godsvreze moge blijken en meer en meer praktisch gestalte moge krijgen. „Hun geeft Hij moed en krachten, die hopend op Hem wachten” (Psalm 31:19 berijmd).

De auteur is predikant van de gereformeerde gemeente Ridderkerk en vicevoorzitter van de Staatkundig Gereformeerde Partij.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer