Het ontdekken van cryptojoden als roeping
„Soms ga ik naar een Portugees restaurant om te zien of gasten bepaald voedsel mijden, zoals oesters en varkensvlees.” Het is een van de manieren waarop Schulamith Halevy in contact probeert te komen met van het Iberisch schiereiland afkomstige cryptojoden.
Anusim worden ze genoemd, joden die eeuwen geleden in Spanje en Portugal gedwongen bekeerd werden tot het rooms-katholicisme maar ondergronds vasthielden aan hun eigen religie. Zelfs na verbanning of emigratie bleken ze niet veilig voor de inquisitie, die verhuisde uiteindelijk mee naar de koloniën.
Als autoriteit op het gebied van de anusim zet Halevy zich al decennialang in om ze op te sporen, momenteel verblijft ze daarvoor in Nederland. „Ze wonen overal, ook hier, al beweren wetenschappers het tegendeel. Het verschil is dat zij alleen naar documenten kijken, ik kijk naar mensen en luister naar hun verhalen. Dan komt er verborgen informatie boven over hun joodse gewoontes en identiteit. Voor sommigen is het voldoende dat ze hun verhaal kunnen vertellen. Anderen willen terugkeren naar het jodendom, dan kom ik als bemiddelaar in beeld. Ik heb goede contacten met het opperrabbinaat in Israël. Ze respecteren mij, daarom noemen ze me ook wel gekscherend ”rabbanit Schulamith”.
Van mijn vaders kant stam ik af van Spaanse ballingen, mijn oma vertelde daar fascinerende verhalen over. Via Toledo en Sevilla belandden onze voorouders uiteindelijk in Granada. Ze hebben nooit hun afkomst verloochend. Ik ben in Zwitserland geboren en heb een Israëlische vader en een joods-Zwitserse moeder. Toen ik 5 was, emigreerden we naar Israël. Als kind was ik erg op mijzelf. Ik had weinig vrienden, ik zocht liever een rustig plekje op in een van de verlaten Galilese bunkers. Daar las ik boeken en sprak ik met God.
Ik probeerde me altijd in te beelden hoe het zou zijn om mijn joods-zijn in het verborgen te moeten beleven. Ik kon toen nog niet bevroeden dat er later zo veel anusim op mijn pad zouden komen. Sinds ik van hun bestaan afweet, zie ik het als mijn roeping om hen te helpen. Het is een groot pluspunt dat ik verschillende studies heb afgerond, ik heb enorm veel kennis vergaard. Zo ben ik onder andere goed thuis in de rabbijnse literatuur van het middeleeuwse Spanje en ook in de inquisitieliteratuur. Dat helpt me enorm bij dit werk.”
Bloedbad
Na hun gedwongen bekering in de veertiende en de vijftiende eeuw was het voor veel Spaanse en Portugese joden van levensbelang om hun godsdienst in het verborgen te beleven. Zij werden nieuwe christenen, conversos (bekeerlingen) of denigrerend marranen genoemd (marrano is Spaans voor zwijn of viezerik). Wie weigerde, werd gedood of verbannen. Het bloedbad in 1391 in het Spaanse Sevilla vond navolging in andere steden en kostte duizenden joden het leven. Door het beruchte Spaanse verdrijvingsedict in 1492 van koningin Isabella van Castilië en koning Ferdinand van Aragon verlieten binnen één dag alle joden het land. Velen vluchtten naar Portugal. Daar leefden ze in vrede tot de Portugese koning Manuel I in 1496 met prinses Isabella trouwde, de dochter van het Spaanse koningspaar. Zij eiste als bruidsschat een jodenvrij Portugal.
Maar Manuel wilde de Portugese joden helemaal niet kwijt. Hij voorzag desastreuze economische gevolgen en een aderlating voor de gezondheidszorg – joden waren veruit de beste geneesheren. Daarom verzon hij een list. Hij vaardigde net als Spanje een verdrijvingsedict uit. Duizenden joden stroomden toe naar de haven van Lissabon, in de hoop een plekje te bemachtigen op een vertrekkend schip. Dat kwam maandenlang niet. Degenen die wel opdoemden, waren een bisschop met priesters die de wachtende joden plotseling met emmers water doopten. De overige Portugese joden ondergingen gedwongen hetzelfde lot.
Nu had ook Portugal zijn ‘nieuwe christenen’. Voor de buitenwereld leefden ze als vrome katholieken, binnenshuis bleven ze in het diepste geheim joods. Ook al hield de inquisitie hen scherp in de gaten en stonden op overtredingen zware straffen, toch lukte het cryptojoden om in het Portugese Belmonte tot de twintigste eeuw onopgemerkt te blijven. Deze ondergronds levende joden pasten endogamie toe: ze trouwden uitsluitend binnen hun eigen sociale groep. Zo bleven hun nakomelingen ook joods volgens de halacha, de joodse wet.
Een jaar na de massale havendoop bekeerde een Portugees decreet alle overgebleven joodse kinderen officieel tot het rooms-katholicisme. Als ouders weigerden zich te conformeren, pakte de staat de kinderen af. Volgens Halevy steeg het belang van het ”Kol Nidre” (alle geloften) in die periode enorm. „Dat is het bekende gebed dat joden op Grote Verzoendag uitspreken. Ze vragen vergeving voor alle geloften die ze hebben afgelegd die ze niet kunnen of willen houden. Anusim kwamen in het geheim bijeen om de gedwongen eed aan de Rooms-Katholieke Kerk teniet te doen.”
In de hoop op meer godsdienstvrijheid weken veel anusim uit naar het hedendaagse Mexico, een Spaanse kolonie. Tevergeefs, want door die massale toestroom ontstond er argwaan en na verloop van tijd installeerde de Spaanse kolonisator ook in de overzeese gebieden de inquisitie. Lange tijd werd aangenomen dat deze anusim volledig assimileerden en dus verdwenen waren. In werkelijkheid bleken er in de twintigste eeuw nog veel anusim in Mexico te wonen, of ze waren in de loop der tijd uitgewaaierd naar de omringende landen.
Roeping
„Toen ik in de jaren negentig in Chicago woonde, hoorde ik voor het eerst over een invloedrijke Noord-Mexicaanse clan die daar gevestigd was, die bleek van joodse origine te zijn.” Halevy bezocht een paar congressen over dit onderwerp en werd erdoor gegrepen. „Al snel realiseerde ik me dat hier mijn roeping lag, ik besloot mijn leven te wijden aan het helpen van anusim.”
Halevy verzekert anusim volledige privacy. „Ik wil hun duidelijk maken dat er iemand is die om hen geeft. Vaak vinden ze het al genoeg om hun verhaal kwijt te kunnen, dat is ook prima. Helaas gebeurt het nog regelmatig dat ze een kille ontvangst krijgen in de synagoge, áls ze er al binnen komen. Maar dat maakt hen niet minder joods.” Na een werkdag kreeg ze regelmatig zo veel telefoontjes van anusim dat ze geen tijd had om te koken. „Gelukkig ben ik gezegend met twee begripvolle kinderen en een man die me volledig steunt. „Dit is onze mitsva (liefdadigheid)”, zegt hij altijd. In Chicago leeft het onderwerp enorm. Daar kwamen honderden mensen naar mijn lezingen, je kon een speld horen vallen.”
Halevy deed jarenlang onderzoek naar anusim voor haar doctoraalscriptie geschiedenis. „Vooraf waarschuwde iedereen me dat er niets meer te vinden was. Uiteindelijk kreeg mijn scriptie het predicaat excellent omdat ik het tegendeel bewees. Ik ging in Mexico van rabbijn naar rabbijn en sprak met talloze mensen van wie ik vermoedde dat ze anusim waren. Aanvankelijk sprak ik met hen onder het mom van antropologisch onderzoek naar hun gewoontes en rituelen. Zo ontdekte ik al snel of die van joodse origine waren. Zij hielden gebruiken die ze alleen van joodse voorouders konden leren. Het kostte me veel tijd en moeite om het vertrouwen van anusim te winnen, maar het lukte. Soms begon ik in een restaurant een gesprek over wat ze aten.”
In haar scriptie noemt Halevy verschillende joodse gebruiken van anusim. „Ze eten geen varkensvlees en melk en vlees worden nooit bij dezelfde maaltijd opgediend, ze slachten hun eigen dieren en gooien het verboden bloed weg. Voor de buitenwereld verklaren ze dat dit om gezondheidsredenen is, binnenshuis onderwijzen ze het als familietradities. Bij levensgebeurtenissen valt op dat zonen worden besneden en dat er strikt toezicht is dat anusim binnen de eigen sociale groep trouwen. Ook de begrafenisgewoontes en de rouwperiode wijken af.
De joodse feestdagen nemen een belangrijke plek in. Op vrijdagavond steken ze kaarsen aan ter ere van sjabbat, ze vieren Grote Verzoendag en vasten jaarlijks drie dagen in plaats van één dag ter nagedachtenis aan de Bijbelse koningin Esther. De overeenkomsten met Esther, die haar joodse afkomst verborgen hield en uiteindelijk haar volk redde, zijn uiteraard treffend.”
Het afgelopen jaar was Halevy voor het eerst in Nederland, haar moeilijkste werkterrein ooit. „Elders trekken mijn lezingen volle zalen, hier lijken mensen amper geïnteresseerd. Toch geef ik niet op.” Een deel van de anusim belandde namelijk uiteindelijk in Nederland. Tot de Franse tijd, eind achttiende eeuw, bestond ook hier weinig godsdienstvrijheid. Joden zijn honderden jaren lang gediscrimineerd, zo hadden ze geen toegang tot de meeste gilden. En in een stad als Utrecht mochten joden zich pas vanaf 1789 vestigen. Daarvóór gold er zelfs een overnachtingsverbod, uit angst dat ze besmettelijke ziekten zouden overdragen.
„Een aantal van hen koos ervoor om blijvend als anusim door het leven te gaan, anderen werden in de loop der tijd door de synagoge op straat gezet. Ik heb nu contact met drie bronnen die de Nederlandse anusimgemeenschap kennen, ik weet dat ze in een groep verenigd zijn. Sommigen hebben pogingen gedaan om naar de synagoge terug te keren, maar werden niet geaccepteerd.
Uiteraard zijn in de loop der tijd veel anusim geassimileerd of buiten de groep getrouwd, maar in het laatste geval verlieten ze altijd de anusimgroep. Met het oog op de beloofde privacy kan ik nu helaas niet meer vertellen.” Wel heeft ze nog een mooie anekdote. „De interieurverzorgster van mijn huidige verblijfadres is Portugese. Ik vroeg haar wat ze deed als er bloed in een ei zat. Dat gooide ze weg natuurlijk. En na het overlijden van iemand werd die persoon gewassen en in een soort laken gewikkeld. Maar dat doet toch iedereen?” Halevy kan nauwelijks een glimlach onderdrukken. „Ik heb haar omhelsd en begroet als mijn joodse zus. Ze was in verwarring, want ze was toch als kind katholiek gedoopt?” Het legt meteen het delicate van het hele onderwerp anusim bloot. „Mensen zijn regelmatig wat anders dan wie ze denken te zijn, dat moeten ze eerst verwerken. Het is belangrijk dat ze in contact komen met een rabbijn die hier goed mee omgaat.”
Welkom
„Ik ben geen missionaris, ik wil geen mensen bekeren. Mijn enige doel is om anusim die weer openlijk joods willen leven het gevoel te geven dat ze van harte welkom zijn. Zij zijn mijn broers en zussen en ik ontvang hen met open armen.
Als ze openlijk terugkeren naar het jodendom is er een andere aanpak nodig dan bij een gewone gioer, als een niet-jood toetreedt tot het joodse geloof. Daar heb ik mij sterk voor gemaakt. Mede door mijn inspanningen is er nu voor de anusim het ”Teoedah lashav ledarkee avotav”, een ”certificaat voor de terugkeer naar de wegen van je voorouders” in plaats van de gewone gioerprocedure. Die wordt meestal ook door het opperrabinaat in Israël erkend.
Het grote voordeel is dat anusim hun eigen namen behouden, ook de namen van hun ouders worden genoemd vanwege de joodse familielijn. Het terugkeercertificaat bevestigt dat ze geen bekeerlingen zijn. Daarmee handelen we in de geest van de grote rabbijn Maimonides (1138-1204). Die betoogde dat anusim in plaats van beledigingen een warm onthaal verdienden, omdat ze slechts onder grote dwang zich hebben bekeerd.
Ik sta altijd klaar om hen te helpen, zonder voorwaarden of een verborgen agenda. Ik werk onafhankelijk en vraag nergens geld voor. Anusim mogen altijd contact met me opnemen. Als ze willen, help ik hen bij de terugkeer naar het geloof van hun voorvaderen.”