Autobiografische roman ”Parre” beschrijft dubbelleven zonder tweestrijd
Hoe raakt een Veluwse boerenzoon in de greep van een verslaving? Met ”Parre” schrijft Arjan van Essen fictie die is geïnspireerd door zijn eigen levensverhaal.
Het boek beschrijft het leven van Parre tot aan zijn opname in een kliniek. Dat punt is voor de auteur alweer jaren geleden. De roman is ingedeeld in 58 korte hoofdstukken en leest als een trein. Elk hoofdstuk schetst een anekdote uit Parres levensverhaal. De hoofdstukken spelen wisselend in de tijd.
Het boek gaat over een eenzaam opgroeien zonder liefdevolle warmte. Het gaat over overleven in een onveilige wereld, over gepest en buitengesloten worden, over hoe vriendjes je opeens naar het leven staan. Over veel ongelukken en veel onmacht. Onmacht bij ouders om liefdevol op te voeden, onmacht in de kerk om over God te spreken.
Het boek gaat ook over verbinding met de natuur die bijna magisch aanwezig is in de bomen en het wild van de Veluwe. In de vriendschap met een jong uiltje zoekt de jonge Parre compensatie voor wat hij bij mensen en bij God mist.
Onveilig
Parre is een sensitief kind en intellectueel begaafd. Hij kan jong lezen en scherp observeren. Contrasterend met de vroege focus op woorden is het gebrek aan woorden in het gezin, in het dorp, in de kerk – en dat niet alleen op de begrafenis van een meisje dat zich suïcideerde.
Er is een koude onveilige opvoedingssituatie met slaag van vader en manipulatie door broer. Als kind wil Parre weglopen. Je zou meer willen horen over wat het in huis zo onveilig maakt.
Met vrouwen is het contact geladen en magisch. Moeder uit haar onmacht in het geven van cadeaus. Een vriendin van zijn broer nodigt hem uit in de gezinskring, Parre is dankbaar voor elk klein gebaar, de aanraking van een hand, van een arm. In zijn relaties met meisjes is sprake van een wederzijds idealiseren. Opvallend is dat hij in de kliniek, wanneer er tranen komen, uithuilt zonder woorden.
Hij leert al jong niet terug te deinzen om een katje te doden, een kind terug te pesten of met een experiment de schuur in de fik te zetten. De verhalen zijn feitelijk scherp beschreven. Wat mist, wat niet gezegd kan worden, is de reflectie hierop. Dat maakt het relaas tragisch: nergens reflecteert Parre of knokt hij met zijn geweten, met anderen of met God. Het is de opmaat naar een toenemende vervreemding van zichzelf en anderen.
Geheim
Waarover men niet spreken kan, daarover moet men zwijgen, stelde de taalfilosoof Wittgenstein. Waarover Parre helder schrijft, zijn de belevenissen, de gesprekken; ook schrijft hij een gebed uit. Waarover hij niet spreekt, niet lijkt te kunnen spreken, zijn zijn trauma’s, de vragen, het zoeken en de twijfel. Hij beschrijft zorgvuldig waar de auto in Amsterdam wordt geparkeerd, omfloerst wordt gehint naar de plekken waar geld wordt terugverdiend. In de prostitutie, met verwonding als gevolg. Veel moet geheim blijven, veel wordt niet besproken.
Waarover men met anderen niet spreken kan, daarover kan men dan mogelijk wel iets opschrijven, zo is de eerste indruk van het boek. Al lezend ontdek je wat mist: wederkerigheid in gesprekken, ambivalentie, plezier met anderen, boosheid en verdriet, schuld en vergeving.
In het lezen ontstaat zo een parallel proces: de lezer maakt kennis met leegte, gebrek aan zin, fragmentatie, onmacht tot woorden en tot verbinding. De hunkering naar de gokhal gaat het leven overheersen. De pokerface die nodig is binnen de gokhal en daarbuiten wordt een gebruikelijk masker, daarna een vast gelaat.
Verslavingspsychologie
Psychologisch is dit boek interessant door de schets van een dubbelleven zonder tweestrijd. In de verslavingspsychologie wordt bediscussieerd wat oorzaak is en wat gevolg. Remt verslaving de persoonlijkheidsontwikkeling? Ontbreekt informatie over studie en idealen, omdat de zucht naar het gokken alles overstemt? Gaat een verslaving gelijk op met een opleiding manipuleren, onbekommerd liegen en leven met geheimen? Of is het andersom: sorteert een ontwikkeling in eenzaamheid en tegenafhankelijkheid voor op een vlucht in verslaving? Hoe kom je nog in contact met jezelf en anderen wanneer schaamte of schuld abstract is, iets waarmee iedereen nou eenmaal is behept? Zoals incestdaders onbevangen reageren op een vraag of er spijt is: „Tja, iedereen is zondaar, God heeft mij vergeven, dus hoezo?”
Van Essen heeft een prachtig sensitief boek geschreven. Het verhaal was spannender geworden als Parre zichzelf vragen was gaan stellen, zich had laten raken door om het even wat. Wat gaat er door hem heen in het gesprek met een begripvolle predikant? Hoe vindt hij zijn weg uit het bedingen (de kliniek wil mij opnemen, ik beding dat ik ’s nachts naar huis kan), uit het ontwijken, uit het berekenen in contact? Helaas eindigt het boek tijdens de opname, met een nietszeggend zinnetje.
In ”Parre” lijkt genoeg gezegd. Ik hoop op een tweede deel over de periode ná de kliniek, want dan begint het echte werk pas. Hoe houdt een ex-verslaafde abstinentie vol? Hoe herstelt zich de ziel, hoe hervind je je waardigheid? Hoe verandert een pokerface in een menselijk gelaat?
Boekgegevens
Parre, Arjan van Essen; uitg. Mozaïek; 303 blz.; € 20,99