WMO mag geen bedreiging voor zorgvragers worden
Na kritische vragen van Hans van der Knijff (RD 11-9) lichten ir. B. J. van der Vlies
en mr. drs. W. M. J. de Wildt toe welke uitdagingen zij zien in de Wet maatschappelijke ondersteuning. De doelstelling bij het schrijven van een artikel en de boodschap zoals die bij de lezer overkomt, sluiten helaas niet altijd op elkaar aan. Het is daarom goed dat de heer H. van der Knijff in RD 11-9 de SGP bevraagt over haar visie op de Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO).
Ons artikel vormde een drieluik. Allereerst schetsten wij kort de aanleiding voor de WMO en de context van de verzorgingsstaat. Het tweede onderdeel bestond uit een aantal randvoorwaarden waaraan de WMO volgens de SGP moet voldoen. Ons artikel mondde uit in een uitdaging aan christelijke zorginstellingen en kerken om actief met de basisgedachte van de wet aan de slag te gaan. Deze drie delen moeten als één geheel worden gezien.
Pgb
De heer Van der Knijff schrijft vooral over het persoonsgebonden budget (pgb). De SGP heeft dit pgb altijd krachtig bepleit. Zijn wij er nu opeens anders over gaan denken? Het antwoord op deze vraag is ontkennend.
De door Van der Knijff genoemde positieve kanten van het pgb nemen niet weg dat er ook aandacht moet zijn voor eventuele schaduwzijden. Verregaande commercialisering van de zorg is een risico dat dreigt als steeds vaker informele zorg wordt vervangen door een pgb.
Onze opmerking over het pgb stelde dus niet de keuzevrijheid tussen zorg in natura en zorg via een pgb als zodanig ter discussie. Dit blijkt ook uit de vijfde randvoorwaarde die wij stellen aan de WMO. Die luidde dat burgers volop de mogelijkheid moeten krijgen om eigen keuzes te maken, bijvoorbeeld door middel van een bepaald budget.
Tijdens het SGP-congres over de WMO is hier vanuit het ministerie positief op gereageerd. Wij delen dus de zorgen van de heer Van der Knijff op dit punt en zijn ook van plan hier bij de behandeling van de wet uitdrukkelijk aandacht voor te vragen.
Het onderscheid tussen mantelzorgers en vrijwilligers riep blijkbaar eveneens misverstanden op. De SGP wil mantelzorgers beslist niet onder druk zetten. Wel hebben zij de belangrijke taak om waar mogelijk zorg te verlenen. Zij zijn, zoals Van der Knijff ook aangeeft, een belangrijke steun. De overheid mag hen niet overvragen, maar moet ook hun goede mogelijkheden bieden. De SGP wil dus geen extra druk, maar extra waardering voor alles wat zij doen.
Bij vrijwilligers gaat het niet om familieleden. Zij kunnen juist inspringen als de zorg voor mantelzorgers te zwaar wordt. Wij doelen dus op vrijwilligers die zich inzetten via bijvoorbeeld organisaties voor vrijwilligerswerk en kerkelijke gemeenten.
Uitdaging
In het derde deel van het artikel beoogden wij deze organisaties en de kerken uit te dagen. Zij kunnen niet de zorg voor de hele samenleving op zich nemen, maar zouden wel goed moeten bezien hoe zij in kunnen spelen op de nieuwe wet. Op dit punt biedt de WMO mogelijke aanknopingspunten om zich in te zetten voor de lokale samenleving.
De behandeling van de WMO moet uitmonden in een wet die niet bedreigend is voor degenen die zorg nodig hebben. De wet moet een goede balans zijn tussen de belangen van zorgvrager, mantelzorger, vrijwilliger, kerk en overheid. De SGP ziet het als een uitdaging dat evenwicht te zoeken.
De auteurs zijn respectievelijk voorzitter en beleidsmedewerker van de SGP-fractie in de Tweede Kamer.