Kabinet saneert met het oog op kleinkinderen
Even laat minister Zalm van Financiën zijn ogen los van het koffertje met de Miljoenennota. Omhoogblikkend krijgt hij op de publieke tribune van de Tweede Kamer zijn kleindochtertje, een peuter nog, in het oog. Vertederd zwaait hij. Ook voor haar voert hij dit beleid.
Het leek wel alsof ze het met elkaar hadden afgesproken. In de vele interviews die de diverse ministers op Prinsjesdag gaven, uitten ze allemaal dezelfde oneliner. Of het nu Zalm, Brinkhorst of De Geus betrof: „Dit beleid voeren wij voor toekomstige generaties.”
Had de bewindsman al die demonstranten buiten wel waargenomen? luidde de vraag van een journalist. Welzeker, antwoordde vice-premier Zalm koeltjes, maar hij had óók al die enthousiaste kinderen gezien die achter de afzettingen naar de gouden koets keken. „En voor hen nemen we al deze maatregelen.”
Desgevraagd wilde Zalm zijn visie op het huidige beleid nog wel wat verder uitleggen. Het afschaffen van de fiscale bevoordeling van VUT en prepensioen is niet zomaal een willekeurige maatregel. Bewust richt hij zich tegen de naoorlogse babyboomgeneratie, „die nooit geleerd heeft de tering naar de nering te zetten.” Al te gemakkelijk creëerde deze generatie voor zichzelf riante regelingen in sociale zekerheid en oudedagsvoorziening, „maar deze regelingen worden voor de aankomende generatie onbereikbaar en onbetaalbaar.”
Het afschaffen van VUT en prepensioen betekent dat het kabinet in de solidariteit tussen generaties een nieuw evenwicht zoekt. Met de enorme vergrijzingsgolf die eraan komt, kun je het van jongeren niet meer vragen dat zij almaar blijven meebetalen aan het vervroegd uittreden van ouderen. Integendeel: ouderen zullen zelf langer aan de slag moeten blijven. „We komen als land in de problemen als een steeds kleiner worden deel van de bevolking de voorzieningen moet betalen voor een steeds groter wordend deel.”
Mede met het oog op toekomstige generaties wil het kabinet WW en WAO hervormen, het zorgstelsel herzien en -als de economie weer aantrekt- de staatsschuld reduceren.
Maar wat vinden jongeren zelf eigenlijk van deze bijdragen aan hun toekomst? Remy Wilshaus, voorzitter van de Jonge Socialisten (gelieerd aan de PvdA), kan weinig beginnen met de bezorgdheid van dit kabinet voor de nieuwe generatie. „Dat bepaalde voorzieningen door de toenemende vergrijzing straks niet meer zijn op te brengen, staat buiten kijf. Maar de vraag is waar je de oplossing zoekt. Ik vind het onmenselijk om werknemers die er altijd voor gespaard hebben en soms een zwaar beroep hebben, zoals bouwvakkers, nu opeens hun VUT af te pakken.”
Wilshaus vindt het niet erg om als jongere mee te betalen aan de voorzieningen voor ouden van dagen. „Maar we moeten de solidariteit wel gaan verbreden. Laat ook rijkere ouderen maar meebetalen aan het systeem. Daar is nog best iets te halen.”
De voorzitter van de PvdA-jongeren is er stellig van overtuigd dat er goede alternatieven voor het kabinetsbeleid zijn. „Alternatieven die beter aansluiten bij mijn ethiek. Want mij spreekt het niet aan om mensen tot hun zeventigste te laten doorwerken, zodat ze zo lang mogelijk geld opbrengen om vervolgens te zien dat ze daarna snel overlijden, zodat ze ons zo min mogelijk kosten.”
Volgens Ronald van Bruchem, voorzitter van het CDJA, gaat het kabinet daarentegen in toekomstgerichte maatregelen nog lang niet ver genoeg. „Ze doen wel wat aan jeugdwerkloosheid en onderwijs, maar via hogere collegegelden en verhoging van de AOW over de hele linie leggen de ministers de rekening toch nog sterk bij de jongeren neer.”
Van Bruchem vindt dat de babyboomgeneratie („de rijkste generatie die er ooit is geweest”), nog wel wat meer kan afstaan aan de jongeren. „Daarom is het CDJA voor een geleidelijke afschaffing van de hypotheekrenteaftrek. Die aftrek heeft ervoor gezorgd dat jonge starters op de woningmarkt door de hoge huizenprijzen kansloos zijn.”
Het is zeer terecht dat het kabinet VUT en prepensioen afschaft, meent Van Bruchem. „Dat kunnen we niet meer opbrengen. Natuurlijk levert dat nu verzet op bij ouderen. Dat merk ik ook bij mijn eigen vader. Hij is 52 en had graag op zijn 56e willen stoppen. Maar als ik vraag: Wil je dan echt niet meer werken? dan blijkt zijn weerzin daartegen erg mee te vallen. Het is meer de teleurstelling dat hij erop gerekend had en het nu niet doorgaat.”
Waarschijnlijk moet de sociale zekerheid nog verder worden versoberd, denkt de CDJA-voorzitter. „Als je niet stevig saneert, hou je helemaal geen solidariteit meer over. Kijk naar Duitsland, waar mensen pas een uitkering krijgen als ze eerst het geld hebben opgemaakt dat hun kinderen nog op de spaarrekening hadden staan. Willen we die kant op? Nee? Dan moeten we op tijd ingrijpen en een houdbaar stelsel maken.”