Vandalisme rond monument in Rouveen maakt Molukkers verdrietig
Het bestuur van de Stichting Herinnering Kamp Conrad 1954-1966 luidt de noodklok. Er is geen respect voor het monument aan de Conradkade in het Overijsselse dorp Rouveen in de gemeente Staphorst. Vernielingen zijn aan de orde van de dag.
Het monument, onthuld in 2011, ligt tegenover de ingang van het voormalige Kamp Conrad. Het staat op poten, half in het water. In de oorlog was aan de overzijde van het water een Jodenkamp, daarna woonden er van 1954 tot en met 1966 Molukse families.
Het monument is een 4 meter hoge piramide (Baleo), ontworpen door kunstenaar Ruud Schimmel. De vorm verwijst naar een gemeenschapshuis op de Molukken. Op de rand van een waterbak staan de familienamen van de kampbewoners. Een stuk basalt in het midden symboliseert de kracht van de Molukkers, en in het water liggen stenen die de eilanden van de Molukken weergeven. De Molukse gemeenschap is blij met het object. Diverse oud-bewoners komen er vaak even de rust opzoeken.
Bierblikken
Danny Talahatu (69) uit Staphorst, die als kind in Kamp Conrad opgroeide, is beheerder van het monument. Hij doet hem verdriet dat anderen het kunstwerk gebruiken als vissteiger, bierblikken laten rondslingeren, onder de vlonder vlotten en kano’s achterlaten. De wal dreigt in te storten, in het hout worden teksten gekerfd en ook slaat de jeugd spijkers in de balken.
Zeker vier naambordjes van Molukse families zijn verdwenen en stenen zijn losgeschopt, in het glas zit een barst. Sportvissers laten in het bassin met de stenen hun vangst zwemmen. Ook laten mensen er hun hond uit, waardoor Talahatu vaak poep moet opruimen. „Dit is geen vissteiger, hangplek of kanostalling, dit is een plek van eerbied, van herdenken, van rust”, zegt Talahatu. Sinds de coronacrisis is het erger geworden. „Jongeren vervelen zich blijkbaar.”
Het maakt de beheerder en oud-bewoner verdrietig. Vandalisme is uit den boze, maar vaak ook heeft het volgens hem te maken met onwetendheid. „Mensen snappen niet dat deze plek bijzonder voor ons is. Kerven in het hout is heel erg, net als het losschoppen van stenen of het stelen van de bordjes met familienamen, maar bij vissende jongeren gaat het ook vaak om onwetendheid en niet om onwil. Ik word nooit boos, maar het raakt me wel.”
In de jaren vijftig en zestig woonden er in Kamp Conrad 23 gezinnen, 180 mensen. Het waren de gezinnen van KNIL-militairen die na het uitroepen van de staat Indonesië niet terug konden naar de Molukken. Het was een Moluks dorp in Rouveen. Tussen de autochtonen en de Molukkers was er vrijwel geen contact.
De Molukse militairen in Nederlandse dienst was beloofd dat ze onder de wapenen zouden blijven om Nederland te helpen opbouwen, maar meteen na aankomst in Rotterdam werden de mannen tegen alle afspraken in ontslagen. Ook de eigen Molukse republiek waar Nederland zich voor zou inspannen, kwam er nooit. Het zorgde voor frustratie en boosheid bij vooral de eerste generatie. „Wij als kinderen hadden hier wel een fijne tijd”, zegt Talahatu.
Onrecht
Oud-bewoners van het kamp willen dat het verhaal van de Molukse bewoners in Rouveen levend blijft, want deze episode dreigt weg te zakken in het collectieve geheugen. Het monument is een ode aan de Molukse bewoning en het onrecht dat vooral de eerste generatie is aangedaan. „Behandel dit monument met respect. Ik zou tegen de jongeren en vooral ook tegen hun ouders willen zeggen: Let er een beetje op.”