Harmen van Wijnen: Niet vinken op een lijstje, maar vonken in het gesprek
Harmen van Wijnen was geen bestuursvoorzitter die alles bij het oude liet op de Christelijke Hogeschool Ede. Zeven jaar na zijn komst draaien er nieuwe opleidingen, geeft de school onderwijs in Dordrecht en Tiel en is kerklidmaatschap voor docenten niet meer verplicht.
Zijn afscheid ziet er anders uit dan Van Wijnen voor zich zag toen hij eind januari zijn vertrek aankondigde. Een bijeenkomst met toespraken en receptie met handen schudden zitten er niet in. De gangen van de Edese hogeschool zijn nagenoeg uitgestorven als hij donderdag de deur achter zich dichttrekt. „Na al die weken ben ik er wel aan gewend dat veel dingen niet doorgaan”, zegt Van Wijnen nuchter. Hij heeft nu een videoboodschap ingesproken voor het personeel.
Vanaf vrijdag zit hij op de directiestoel van ABP, het pensioenfonds voor overheid en onderwijs. De levendige studentenwereld maakt plaats voor een bedrijf dat de oudedagsvoorziening regelt. Maar pensioenen zijn ook voor jongeren actueel, vindt Van Wijnen. „Er ligt een enorme maatschappelijke uitdaging als het gaat over de betaalbaarheid voor toekomstige generaties.”
Eigenlijk was hij van plan de 10 jaar op de CHE vol te maken. Tot de vraag van ABP kwam. Die vraag overviel hem en was „onweerstaanbaar.” „Als ik iets voor de samenleving kan betekenen in het pensioenvraagstuk, dan is dit de plek waar ik wil zijn.”
Een theoloog bij een pensioenfonds is geen alledaagse combinatie.
„Toen ik zestien jaar geleden vertrok bij accountskantoor Ernst & Young, waren mijn vakgebied en geloofsleven plat gezegd gescheiden werelden. Juist op de CHE heb ik geleerd dat geloof en theologie te maken hebben met vraagstukken in de samenleving. Bij ABP ga ik natuurlijk niet de dominee uithangen. Maar ik heb bij het pensioenfonds wel aangegeven dat ik ethische en morele vragen belangrijk vind. Bijvoorbeeld over de inkomensverdeling tussen generaties en duurzame en verantwoorde beleggingen.”
Toen u in 2013 voorman van de CHE werd, zei u in het RD: „Collega’s en studenten krijgen last van me.” Is dat gebeurd?
„Van de studenten vraag ik me dat af. Collega’s zullen het zeker beamen. Ik was niet iemand die alles bij het oude liet. Toen ik binnenkwam, was het vijftien jaar geleden dat er nieuwe opleidingen waren gestart. In mijn tijd kwamen er een ICT-studie en vijf associate degree-opleidingen bij. Het deeltijdonderwijs ging gigantisch op de schop.
Op kennisoverdracht op school kwam minder nadruk te liggen. De docent werd meer coach. Werkplekken werden de nieuwe leerplekken. Over die vernieuwingen was veel reuring. Niet iedereen wilde graag anders gaan werken. Maar ik ben niet gekomen om als bestuurder op de winkel te passen. Mijn taak was verandering aanjagen.”
Afvinklijstjes
Van Wijnen organiseerde als bestuurder „uitgebreide bezinningssessies” over de christelijke identiteit van de hogeschool. Centraal stond de vraag: wat betekent het dat in onze statuten staat dat de hogeschool gehoorzaam wil zijn aan Gods Woord?
Hoe zou u die vraag beantwoorden?
„De identiteit moet op alle terreinen van de hogeschool een plek hebben. In het curriculum, in onderzoek, in minoren, het personeelsbeleid. Het is niet genoeg dat er in elk klaslokaal een Bijbel ligt. Of dat we het eerste uur met gebed beginnen.
Ruim 80 procent van onze studenten heeft een kerkelijke achtergrond. In het deeltijdonderwijs ligt dat aandeel wat lager.
De afgelopen jaren was de vraag: zijn ook docenten die geen lid zijn van een protestantse kerk welkom? Of mensen die even geen kerk hebben, maar op een andere manier geloven? Voor mij is iemands persoonlijke geloofsbeleving belangrijk. Medewerkers die lid zijn van een rooms-katholieke kerk zijn voor mij geen bezwaar. Ze moeten wel overtuigd christen zijn, anders kunnen ze het geloof niet voorleven aan studenten en het bespreekbaar maken.”
Moeten medewerkers nog wel aangesloten zijn bij een kerk?
„Bij voorkeur natuurlijk wel. Maar een kerk is voor mij geen graadmeter van een doorleefd christelijk geloof. Met een docent die formeel niet bij een kerk hoort, moet je een gesprek voeren. In sollicitatiegesprekken vragen we ook niet: Van welke kerk ben je lid? Maar: Wat betekent het volgen van Jezus Christus voor jou als het gaat om de uitoefening van je vak?
We moeten af van afvinklijstjes: ben je wel netjes getrouwd? Niet vinken, maar vonken, zeg ik altijd. Als de ene docent naar eer en geweten kan samenwonen en de ander niet, kun je misschien wel een goed gesprek hebben over liefde en trouw als uitgangspunt van een relatie. Of durven we dat niet aan?”
Bent u niet bang dat de identiteit verwatert als dit soort kaders worden losgelaten?
„Wie denkt dat strakke kaders en afvinklijstjes de identiteit bewaren, is bij mij aan het verkeerde adres. De identiteit wordt het beste doorgegeven in een gesprek vanuit een levend geloof. De CHE wil een expliciet christelijke hogeschool zijn. Dat vind je terug in alles: vieringen, vraagstukken over het onderwijs, het curriculum. Niet zozeer in beleidsregels en kaders. Onze roeping als christelijke hogeschool is om het gesprek te voeren over hoe we elkaar kunnen vasthouden.”
Waarom zo’n tegenstelling tussen het gesprek voeren en kaders stellen? Allebei doen kan ook.
„Kaders zijn inderdaad nodig, maar niet als uitgangspunt. Kaders zijn ook geen dingen die vastliggen voor altijd. We kijken nu naar de beleefde identiteit in plaats van de formele. Er is iets groters wat ons bindt: de eenheid in Christus.”
In uw CHE-tijd werd het leenstelsel ingevoerd. Heeft dat het studeren veranderd?
„Best wel, ja. We zien dat het leenstelsel oneigenlijke druk op studenten legt. Zij hebben bijbaantjes nodig om hun studie te financieren. Daardoor komen ze minder aan studeren toe. Geld bijlenen geeft psychologische druk.
We zien ook een enorme toeloop bij studentenpsychologen, -pastores en decanen. Burn-outs vormen een groot probleem. Het leenstelsel heeft dat versterkt.”
Wat doet de CHE voor studenten met studiestress?
„Met het afschaffen van de basisbeurs kregen hogescholen extra geld om de kwaliteit te verbeteren. Dat stoppen wij onder meer in onderzoek naar burn-outs onder studenten. Zo vloeien de opbrengsten toch terug naar hen. Tijdens studieloopbaanbegeleiding spreken we ook over studiestress. De persoonlijke aandacht die wij als kleine hogeschool bieden, kan de spanning verminderen.”