Themapreek 3: „De woede dezer ziekte”
In de tweede helft van de achttiende eeuw worden in Rotterdam gedurende de zomertijd, naast de kerkdiensten, avonddiensten gehouden. Ze beginnen om zeven uur.
Tijdens dergelijke bijeenkomsten, die alles bij elkaar zo’n zestig minuten duren, spreekt een predikant over de „bijzondere noden en belangen” van de gemeenteleden. Dit stilstaan bij de actualiteit slaat aan.
Een van degenen die een dergelijk ”avondgebed” leidt, is ds. Hendrik Husly Viervant (1754-1814), een graag gehoorde predikant die in plaatsen als Rotterdam, Amsterdam en Utrecht heeft gestaan. Volgens hem is er bij deze samenkomsten sprake van „de grootste toeloop.”
Die is er ook als hij op 22 mei 1789 voorgaat en wel ter gelegenheid van de uiterst besmettelijke en levensbedreigende virusziekte (kinder)pokken. Het ziekteverloop hiervan is buitengewoon ernstig. Hoge koorts treedt op, pokken worden gevormd en er ontstaan inwendige bloedingen. Het aantal sterfgevallen is hoog. Geen wonder dus dat de predikant zich grote zorgen maakt, want „de woede dezer ziekte” duurt in Rotterdam al langer dan elders. Is het dan niet hoognodig, zo vraagt hij, om „ons noodgeschrei” tot God op te heffen?
Schimmen
Uitgangspunt bij zijn toespraak is Klaagliederen 2:19: „Hef uw handen tot Hem op voor de ziel uwer kinderkens.” Viervant staat stil bij de toestand in Jeruzalem in de tijd van Jeremia. Verschrikkelijk is die: mensen zijn als „levende schimmen” en „het jonge kroost” ligt op de straten neergeveld.
Daarom wekt de profeet op om tot God te bidden. Want, zo zegt de predikant, „het opheffen der handen is de Allerhoogste biddend aanroepen.”
IJselijk
Zeker zijn er verschillen tussen de Bijbelse werkelijkheid en de actualiteit in de Maasstad; in Rotterdam is het wel een dure tijd, maar er is geen oorlog of belegering. Daarom mogen wij onze begeerten „niet alleen met bidden en smeken, maar ook met dankzegging” bekendmaken bij God. Ook nu de ziekte zo „ijselijk” woedt.
Viervant: „Hoeveel van onze opluikende jeugd, behalve ook sommigen onzer bejaarde medeburgeren, zijn al uit de liefdearmen der aanverwanten gescheurd!” Er ligt hier vooral een taak voor de ouders. Immers, de kinderen zijn aan hen toevertrouwd om hun te leren de weg des Heeren te houden, om gerechtigheid en gericht te doen, om hen „aan het bloed en de geest van Jezus Christus geduriglijk op te dragen.”
Bidijver
Daarom: Heft uw handen op! „Of denkt u dat u de kinderen voor dit gevaar kunt beveiligen zonder God? Nee, God is de enige toevlucht in deze dagen van benauwdheid.” En laat uw „bid-ijver” niet verflauwen. Ook niet als er verbetering optreedt, maar doe dan uw begeerten bij God bekend worden met dankzegging.
In 1792 verwisselt Viervant de gemeente Rotterdam voor die van Amsterdam. Daar breken rond 1796 de pokken uit. Zijn oudste zoontje wordt erdoor aangetast, maar herstelt. Viervant geeft de Rotterdamse toespraak uit onder de titel ”God onze beste toevlugt in den nood en het gevaar onzer kinderen” (1797). Ook in Amsterdam moeten de mensen worden aangespoord om handen en harten op te heffen tot God voor hun kinderen.
Kerkhistoricus dr. Henk Florijn belicht deze weken op de kerkpagina steeds een themapreek uit het verleden. Deel 3.