Een boterham met tevredenheid
Een lezing zou ik geven over ”Genoeg is genoeg”, in Genemuiden. Toen ik dat mijn man vertelde schoot hij in de lach. Er was namelijk een tijd dat ik regelmatig op de fiets van Kampen naar Genemuiden ging. Waarom? De kringloop daar was zo mooi. Vooral de kleding. Veel dure merken, lang niet zo afgedragen als het tweedehandsassortiment in mijn eigen woonplaats.
Christine Stam-van Gent
Nu kun je zeggen: in Genemuiden is genoeg blijkbaar nooit genoeg. Ze kopen daar steeds weer iets nieuws. Maar ik dan? Sinds ik mijn ogen had laten ronddwalen in de Dorkaswinkel van Genemuiden, waren Kamper kringloopwinkels niet goed genoeg meer. Misschien waren we wel hetzelfde kwijt, Genemuiden en ik. Tevredenheid. Vergenoegd zijn met wat je hebt.
Weten we nog hoe kostbaar dat goedje is, tevredenheid? Als we praten over „een boterham met tevredenheid” bedoelen we kaalheid en schaarste. Het is een boterham met niks. Hierbij wil ik pleiten voor eerherstel van deze uitdrukking. Een boterham met tevredenheid lijkt me een prachtig symbool voor ”genoeg”. Niet alleen voor wat eten betreft, maar voor het totaal van ons consumeren, hoe we omgaan met geld en goed. Een symbolische boterham dus, die ik in symbolische stukjes snijd, om ze een voor een onder de loep te nemen.
Honger
Consumeren begint altijd met honger. Diep in ons knaagt iets wat om vervulling vraagt. Het kan een lege maag zijn, maar ook een leeg hart. Dat gat vanbinnen kun je ook verlangen noemen, of behoefte. Verlangens staan aan het begin van alles wat we doen, wat we kopen, wat we eten, wat we uitgeven.
Elk mens heeft basisbehoeften. We hebben eten nodig, kleding en onderdak, veiligheid en intermenselijk contact. Bij gebrek hieraan sterven we.
Daarnaast heeft ieder mens persoonlijke verlangens, die bepalen welke keuzes we in ons leven maken. Deze verlangens verschillen per persoon, en zijn afhankelijk van onze mogelijkheden. Sinds een jaar heb ik mijn rijbewijs, en sindsdien kijk ik naar auto’s. Voorheen nooit.
Het zijn deze verlangens die de vraag naar genoeg oproepen. Wat is geoorloofd en wat niet? Dat onze basisbehoeften vervuld moeten worden staat buiten kijf. De Bijbel is er duidelijk over: als wij voedsel, kleding en onderdak hebben zullen wij daarmee vergenoegd (tevreden) zijn.
Maar hoe ga je dan om met je verlangen naar wat volgens Bijbelse maatstaf extra’s zijn, verlangens die boven op die eerste levensbehoeften komen?
Allereerst zullen we moeten toegeven dat onze verlangens best grillig zijn. We hebben ze niet echt onder controle. Ze zijn beïnvloedbaar tot en met.
Vrijwel altijd hebben we last van ”mimetische begeerte”. Kinderen willen precies dat ene stuk speelgoed hebben dat het andere kind in de kamer ook al heeft, al liggen er twintig andere dingen voor het grijpen.
Volwassenen zijn niet anders. Begint iemand met twee identieke vazen in zijn vensterbank te zetten, dan zie je dat verschijnsel spoedig overal in die straat opduiken. Hetzelfde geldt voor dakkapellen. Als bijna de hele straat een dakkapel heeft en jij nog niet, ga je dat voelen. Je gaat iets missen wat je eerst niet miste.
Het verraderlijke van dit soort verlangens is dat je kunt gaan denken dat het basisbehoeften zijn. Dat ik niet goed, niet compleet ben zonder dat wat ik op dit moment verlang. Voor je het weet heb je last van een schreeuwende honger die hoe dan ook gestild moet worden. Ons hart is een oncontroleerbaar ding geworden.
Verlangens van het hart
In ”De slag om het hart” (2017) schrijft Herman Paul dat secularisatie niet zozeer te maken heeft met kerkverlating, maar met de verlangens van het hart. Als de verlangens van mensen gaan verwereldlijken, verandert hun verlangen naar God. Zo kun je trouw naar de kerk gaan, en tegelijkertijd een totaal verwereldlijkt hart hebben dat naar van alles verlangt behalve naar God.
In zijn nieuwste boek ”Shoppen in advent” (2019) spitst Paul dit toe op consumentisme, op het shopgedrag van mensen in brede zin. De honger naar kopen, en het nooit verzadigd raken daarvan. De zoektocht naar vervulling van onze verlangens in het hier en nu, in plaats van verlangend te wachten op Gods toekomst.
Dit zijn heel belangrijke boeken. Ze hebben me ervan overtuigd dat we in ons vrije, welvarende land wel degelijk
geloofsvervolging kennen. Misschien is consumentisme wel de meest machtige, meest doortrapte vijand van de gelovige. Juist omdat het door iedereen zo geaccepteerd is. Natuurlijk breek je die keuken uit je nieuwe huis als het je smaak niet is. Het slopen van dingen die nog jaren mee zouden kunnen, is een virus waarmee we elkaar besmetten. Maandenlang offeren we al onze tijd en aandacht op aan een verbouwing, tot dat oude pand ons moderne paleisje is. Niemand die daar vraagtekens bij plaatst.
„Het is een wonderbaarlijk verleidende god, de consumentensamenleving. Nooit is er een god geweest die diervriendelijker en bevestigender was”, stelt Jonathan Sacks, een gepensioneerde rabbijn die een boek schreef over „verantwoordelijk leven in tijden van crisis.” De consumentengod zegt steeds: „gun jezelf alleen het beste” en „de prijs is nog nooit zo gunstig geweest.”
Folders
Hieraan zouden we moeten denken als we de folderstapel doornemen. Of als we surfen op Funda. Ik deed het zelf ook graag: gluren in te koop staande huizen, liefst in die net boven mijn budget gaan. Leuk dat het kan, maar wat doet het ondertussen met je geest? Funda wakkert mijn verlangens aan naar mooier, ruimer, gunstiger. Funda kan een enorme honger veroorzaken die je uit de slaap houdt. Funda kan je tevredenheid roven.
De Funda-god is listig. Hij kan zelfs een vroom zwart jasje dragen. Dankbare mensen die het huis van hun dromen te pakken kregen heb ik vaak horen zeggen: We hebben lang voor dit huis gebeden en het toen voor een heel gunstige prijs gekregen. („De makelaar had dit ingesproken toen ik in de kerk zat…”)
Nu wil ik niemand ontmoedigen om een huis als geschenk van God te zien. Maar… zijn we per definitie gezegend als voorspoed en comfort toenemen? En trouwens, dat gezin met die gehandicapte zoon dan? Ze hadden een groter huis nodig, met een kamer beneden, maar het lukte financieel maar niet. Zegent God deze mensen dan niet? Helpt Hij hen niet eens? We moeten zulke uitspraken wegen voor we ze doen. En die felbegeerde koop die onverwacht niet doorgaat, zou daar misschien óók een zegen in kunnen liggen?
Keuze
Staan we machteloos tegenover het consumentenvirus? Zo hopeloos is het gelukkig niet. Dát we beïnvloed worden door de wereld om ons heen kunnen we niet voorkomen. Maar door wie we ons laten beïnvloeden, is nog altijd een keuze.
Je kunt onderweg zijn naar de keuken en alleen nog maar denken: ik moet een boterham met een driedubbele laag pasta, en wel nu meteen. Dan handel je dierlijk, instinctief. Maar stel dat je even zou stilstaan en nadenken. Dan zou je misschien tot bezinning komen en denken: een appel is ook goed.
Die bewustwording, die pauzeknop is heel belangrijk als het over onze verlangens gaat. Een mens moet zich tenslotte verantwoorden voor zijn daden. We zouden rentmeester moeten zijn over de verlangens van ons hart.
Ik heb een oude keuken, van minstens dertig jaar oud. Het aanrechtblad is niet zo mooi meer, sommige deurtjes hangen scheef, en hij is eigenlijk een fractie te laag voor mij. Steeds wanneer ik dan weer ergens een prachtige nieuwe keuken bewonderd heb, of een advertentie van de firma Roescher te goed bekijk, steekt het. Heb ik eigenlijk geen recht op een nieuwe keuken? Met van die heerlijke brede, soepel rollende besteklades, met praktische handgrepen waar niet altijd water in blijft staan zoals bij mij. Ik beklaag mezelf. En ik voel de drang… wij moeten ook…!
Maar als ik dan pauzeer en mezelf afvraag waar die plotselinge ontevredenheid vandaan komt, dan is dat vooral vanwege de blitse keuken die net voorbijkwam. Die gedachte maakt me dan weer tegendraads. Het zal toch niet zo zijn dat mijn verlangen bepaald worden door wat ik om me heen zie?
Afrika
Ik begin mezelf toe te spreken: Denk eens aan die hutjes in Afrika. Denk aan de troep en het gedoe, als je een nieuwe keuken laat zetten. Denk aan die oude mevrouw die deze keuken altijd met zo veel liefde heeft schoongehouden. En als laatste zeg ik: zou het niet heerlijk zijn om gewoon tevreden te zijn met deze keuken? Die wat gebruikssporen vertoont, maar het eigenlijk nog prima doet? Als het je oude oma was deed je haar toch ook niet zomaar weg?
Zou er in deze samenleving soms een verband zijn tussen onze visie op oude mensen en op oude keukens, vraag ik mij weleens af. Misschien helpt het om je keuken als een oude dame te zien, die je nog een poosje liefdevol verzorgt.
Ooit hoorde ik iemand zeggen: Ik doe alles maar nieuw, want dat maakt veel fijner schoon. Tja. Het is ook veel fijner om een baby te badderen dan een oude rimpelige dame. Duw bij dit soort opmerkingen vooral de pauzeknop in en laat de bezinning komen.
We hebben altijd een keuze. Je kunt ervoor kiezen om eerst op Marktplaats te kijken als je iets nodig hebt. Je kunt ervoor kiezen om geen folders te kijken, om Funda te blokkeren. Je kunt de boeken van Herman Paul op je nachtkastje leggen. Of –een heel goed antigif tegen consumentisme– lees boeken van vervolgde christenen, van zendingswerkers, van mensen die soms letterlijk in tenten woonden en iets belangrijkers te doen hadden dan het uitkiezen van een nieuw aanrechtblad. Ze helpen mij om mijn blik van beneden naar boven te richten.
Mag je dan nooit meer een nieuwe keuken plaatsen of een verre reis maken? Natuurlijk wel. De vraag is: Heb je verantwoording afgelegd over je verlangens? Staan ze op hun plek? Kun je eventueel zonder veel hartzeer ook besluiten iets níét te doen? Misschien zijn we vergeten wat een heerlijke ervaring dat is. Dat je in je huis rondkijkt en denkt: het is een oud boeltje, maar het werkt nog prima toch? Voorlopig geen gebrek, wat een rust in mijn tent.
Bijna iedereen kent het verschijnsel van een puberzoon met een gat in zijn maag. Hij kan blijven eten, lijkt nooit verzadigd te raken. Soms moet je dan gewoon zeggen: Stop, je hebt genoeg gehad, ook al voel je het niet.
Zetten we dit beeld over naar onze omgang met geld en goed, dan ziet het er een beetje anders uit. Wat kopen betreft lijden we aan een collectieve lintworm. Het is nooit genoeg. Wie geld heeft, heeft mogelijkheden. En nieuwe mogelijkheden creëren nieuwe verlangens, die op hun beurt weer geld kosten.
Concreet: je hebt promotie gemaakt op je werk. Je gaat rondkijken naar een groter huis. Je vindt en koopt er een met een flinke lap grond erbij. Je denkt: nu kan ik eindelijk die schuur zetten. Dat brengt je op de gedachte dat dieren houden nu ook tot de mogelijkheden behoort. Een paard! zegt je dochter. En dochter twee erachteraan: maar dan wil ik op paardrijles! En jij denkt: zo’n trailer achter de auto zou misschien wel handig zijn. En je vrouw zegt: Oh… ik wil zo’n leuk koetsje om op zaterdag mee te toeren! Je ziet de lintworm kruipen. Het is nooit genoeg, als je geld hebt.
Modaal inkomen
Een modaal inkomen geeft voldoening. Dat is niet alleen een Bijbelse gedachte, het blijkt ook uit grootschalige onderzoeken. Geld maakt maar tot op zekere hoogte gelukkig. Mensen zijn gelukkig als ze genoeg te eten hebben, een plek om te wonen en genoeg om hun kinderen te kleden en naar school te laten gaan. Een gemiddeld salaris volstaat. Mensen die meer dan dat hebben, geld om bijzondere dingen te kunnen doen of in luxe te kunnen baden, zijn niet per definitie gelukkiger. Je krijgt er tenslotte ook veel gedoe bij. Hoe meer geld, hoe meer kopzorgen.
Ieder mens zoekt naar geluk. Terecht, daar zijn we voor gemaakt. Maar wie zijn geluk zoekt in steeds iets nieuws, zal per definitie ongelukkig zijn. Het ware geluk is niets meer te willen over hebben, want geluk is volle tevredenheid.
Daarmee is het nog geen zonde om een fijn huis te zoeken met een fijne tuin, en goede spullen die een tijdje meegaan. Het cruciale punt is: ontstaat er dan tevredenheid. Kun je voor een hele tijd een punt zetten. Eten (consumeren) en verzadigd (tevreden) zijn, dat is de kunst. Want, als jij geniet van wat je hebt en je hoeft niets meer, dan komt er ruimte voor de ander. De Bijbel zegt simpelweg: Als wij kleding en onderdak hebben (voedsel en deksel), dan hebben wij daaraan genoeg. En met alles wat daar bovenop komt, kunnen we de last van een ander misschien verlichten.
Weggeven
Het is de prangende vraag van velen: hoeveel mag ik zelf houden en hoeveel moet ik weggeven? Wat zou het handig zijn als er een concrete afvinklijst was: iedereen een gemiddeld huis, een vastgesteld weekbedrag voor eten, een vastgesteld maandbedrag voor kleding, en een vaste jaarlijkse bonus voor een bescheiden vakantie. Vinkje vinkje vinkje, en wat we meer verdienen mag naar armere gezinnen.
In dit geval zouden we niet alleen duizenden identieke huizenblokken moeten bouwen, maar mensen bovendien beroven van een vrijwillige keuze. Van mij hoeft een putjesschepper (als dat beroep nog bestaat) niet in hetzelfde huis te wonen als een arts. Maar het zou die arts wel sieren als hij vrijwillig in een modaal huis trekt, zodat hij iets overhoudt om weg te geven.
Liefdadigheid mag nooit een nieuwe wet worden: zeg ons waar we ons aan moeten houden, dan zullen wij dat (desnoods met een gezicht als een oorwurm) doen. God geeft in de Bijbel geen letterlijke aanwijzingen voor de grootte van je huis, of tuin of auto. Hij zegt alleen dat er een ”genoeg is genoeg” is, een vergenoegd zijn met wat je hebt. En dat wij elkaar moeten liefhebben als onszelf.
God, Die wil dat we Hem in vrijheid dienen –vanuit liefde in plaats van vrees–, vraagt bij het dienen van onze naaste niets anders. Ook het delen van je geld en goed moet in een geest van vrijheid en liefde gebeuren. Alles wat we geven uit plicht, en niet met een toegewijd hart, behaagt God niet en brengt ons geen zegen. „En al zou ik al mijn bezittingen uitdelen tot levensonderhoud van de armen, en al zou ik mijn lichaam overgeven om verbrand te worden, maar ik had de liefde niet, het baatte mij niets” (1 Kor. 13:3).
Gebed
Daar zit ons diepste probleem: een gebrek aan deze liefde. Wij hebben onszelf zo lief. Het consumentenvirus maakt lelijke mensen van ons, die af en toe iets uitdelen zolang het maar geen pijn doet. Het enige antibioticum hiervoor is gebed. Eerlijk je ziekteverschijnselen tonen. Opbiechten dat je helemaal geen zin hebt om iets van je zuurverdiende geld weg te geven aan wie dan ook. Dat je zelf genoeg leuke plannetjes voor je geld hebt. Wees daarom gerust specifiek in je gebed: Wilt U me laten zien hoe ik, in deze situatie, tevreden kan zijn? En aan wie ik kan geven? Want ook dit kan de inhoud van een gebed zijn, misschien maar een paar huizen verder uitgesproken: Heere, ik weet bijna niet meer hoe ik rond moet komen. Waarom is er niemand die mijn stille armoede ziet?
Door gebed zijn alle dingen mogelijk. Het is mogelijk dat iemand het geheim gaat zien van een gevend leven. Het is mogelijk dat oude verlangens plaatsmaken voor nieuwe. Dat de wens om dat ene droomhuis te vinden verdwijnt, dat verlangens naar beter, mooier en ruimer gaan veranderen in verlangens naar soberheid en eenvoud, naar iemand op je pad aan wie je kunt uitdelen wat je overhoudt.
Ooit kregen wij via via een anonieme gift van iemand die erbij gezegd had: Ik ben maar alleen, en zij zijn met z’n zessen. Meer nog dan het geld maakte het gebaar me intens blij. Het feit dat iemand op deze gedachte was gekomen. Als meer mensen zo zouden gaan denken, wat een lichtpuntjes zou dat geven op een donkere aarde.
Last
Draagt elkanders lasten. Dat betekent dat ik naast die ander ga staan om letterlijk zijn of haar last te voelen. Geven hoort misschien wel pijn doen in je portemonnee. Dan voel je het, dan draag je die last (tijdelijk) echt mee. In praktische zin moet je natuurlijk goed nadenken over hoe je iemand helpt, hoeveel en hoelang en op welke manier. Maar wie bidt voor mensen op zijn pad, zal ook daarin wijsheid ontvangen.
Armoede is een bitter ding, en echt arme mensen zijn soms bittere mensen geworden. Wat is het mooi als je iemand uit die put kunt halen. Neem de man die een auto kreeg van een aantal weldoeners samen. Wat een waardevolle gift was dat. Niet dat ik zo voor autobezit ben, maar in dit geval gaf het de man iets van gelijkwaardigheid terug, dat hem op zijn beurt ook weer gul en mededeelzaam maakte. Hij besloot zijn auto regelmatig uit te lenen. Consumentisme mag dan besmettelijk zijn, gulheid is dat blijkbaar ook.
Iemand zijn waardigheid teruggeven, dat is het belangrijkste. Dat je dat verschil tussen jou en hem weer iets kleiner maakt. Daarom is dat Bijbelse woord naaste zo veelzeggend. Je naaste is iemand die naast je staat, niet onder je. En soms moet je hem of haar helpen weer je nááste te zijn.
Er is een soort neerbuigende liefdadigheid, wanneer je de ander altijd blijft helpen als de grote weldoener.
De Voedselbank bijvoorbeeld is een goed initiatief. Tegelijkertijd lopen daar soms vrijwilligers rond die hun klanten neerbuigend benaderen. Die dankbaarheid en nederigheid eisen van de mensen die daar komen en hen kleinerend behandelen. Dan ben je niet bezig met geven, maar met het vervullen van eigen verlangens, namelijk met het verwerven van een goede naam en een pluim op je hoed.
Natafelen
Als het waar is wat rabbijn Jonathan Sacks schrijft –dat de zin van een mensenleven niet ligt in wat je neemt maar in wat je geeft– dan is onze consumentenmaatschappij behoorlijk ziek, en wij allemaal besmet. Mondkapjes dragen is niet afdoende. We zullen een antibioticum moeten inzetten: gebed.
En als consumentisme veroorzaakt wordt door chronische honger, zullen we iets moeten eten wat verzadigen kan. Als consumentisme een verslaving is aan het hier en nu, een „beestachtige liefde” tot deze wereld, dan zal alleen een nog grotere liefde ons helpen om daaroverheen te komen. Welke liefde dat is, weet elke christen te benoemen. Ontelbare malen werd het in poëziealbums geschreven: wie Jezus heeft, die heeft genoeg.
Maar misschien is dit nog te veel hoofdkennis, en blijft ons hart daarom zo onvervuld. Weten is nog geen eten. Een recept uit het hoofd leren stilt de honger niet. Zo kunnen we weten en belijden dat de liefde van Christus alles is, en toch nog een onvervuld hart hebben. We moeten Hem eten. Jezus, Brood des levens, Brood van mijn hart. Wie Hem zó heeft, die heeft genoeg.
Dit is een bewerking van de lezing die Christine Stam-van Gent gaf in Genemuiden (8-02-2020) en Uddel (7-03-2020) op Vrouwendagen van de Hervormde Vrouwenbond.
Christine Stam-van Gent is getrouwd met Jasper Stam en moeder van vier kinderen.