„Depositum Custodi werd opener maar niet minder standvastig”
De reformatorische studentenvereniging Depositum Custodi (DC) is steeds opener geworden, zowel naar binnen als naar buiten. „Dat betekent niet per se dat de vereniging verschuift ten opzichte van haar standvastige achtergrond.”
Dat concludeert Hildert Bronkhorst in het DC-orgaan Documentum, dat deze week verscheen aan de vooravond van de 34e dies natalis van de vereniging. Hij besluit daarin zijn driedelige serie artikelen over de geschiedenis van de grondslag van DC. De vereniging werd op 19 februari 1986 opgericht door studenten die lid waren van de Kontaktvereniging van Leerkrachten en Studerenden op Gereformeerde Grondslag (KLS), die onder toezicht stond van de synode van de Gereformeerde Gemeenten in Nederland (GGiN).
Bronkhorst beschrijft uitvoerig de „barensweeën” van de grondslag. DC wilde van meet af aan op eigen benen staan en zich niet laten dwingen in „het keurslijf van de KLS of GGiN.” Dit was tegen het zere been van adviseur L. M. P. Scholten, die vreesde dat DC op termijn studentenvereniging CSFR achternaging. Na langdurige gesprekken over de grondslag vond DC een interkerkelijk en „fel bediscussieerd compromis”, waarin input van verschillende zijden een plek kregen.
HSV
De lijn Comrie-Kersten-Steenblok gold al na drie jaar niet meer voor alle leden. DC is nooit een GGiN-vereniging geweest, aldus Bronkhorst, hoewel het accent in de begintijd daar wel op lag. Van meet af aan was een beduidend percentage van de leden afkomstig uit de Nederlandse Hervormde Kerk. Welke factor DC in kerkverandering speelde, vindt Bronkhorst moeilijk in te schatten. Maar die invloed is echter „niet licht te onderschatten.” „Wij bestuderen de traditie, stellen vragen en durven positief-kritisch te zijn.”
Veel studenten uit de GGiN werden lid van Solidamentum, die in 1992 werd opgericht. Binnen DC komt tegenwoordig de meerderheid uit de Gereformeerde Gemeenten, gevolgd door de Hersteld Hervormde Kerk, de Christelijke Gereformeerde Kerken en de GGiN, waarvan het aandeel weer is gegroeid.
In de grondslag van DC worden bijvoorbeeld de doodstaat van de mens en het onderscheid tussen uitwendige en inwendige roeping genoemd. Dergelijke bewoordingen uit de begintijd vergen volgens Bronkhorst nuancering en contextualisering, maar geen afwijzing. Meer moeite heeft hij met het handhaven van de Statenvertaling (SV) als „de meest getrouwe overzetting” van de Bijbel. Omdat de Herziene Statenvertaling (HSV) geen nieuwe Bijbelvertaling is, maar een herziening van de SV, zou de HSV binnen de grondslag kunnen passen, vindt hij.
Met de groeiende bandbreedte van het ledenbestand nam ook de aandacht toe voor theologische thema’s. De initiatiefnemers van DC stonden alleen maatschappelijk relevante onderwerpen voor ogen.
De reformatorische zuil is veranderd en dat gaat DC ook niet voorbij, aldus Bronkhorst. „Moderne media creëren een ongekende opening naar de buitenwereld. DC doet daarin vrolijk mee.”
DC wil zich bewust zijn van de opdracht om het toevertrouwde pand te bewaren, zo concludeert Bronkhorst. Dit pand is de leer van het Evangelie. Daarmee moeten leden zich innerlijk verbonden weten. „Laten we daarom de grondslag liever lezen in zijn ontstaanscontext en vervolgens toepassen in onze tijd. Laten we de grondslag, Gods Woord, vooral beleven als ons levende fundament.”
Interkerkelijk
Preses Arco de Baat zegt desgevraagd dat DC van meet af aan een interkerkelijke vereniging wil zijn. „Leden van verschillende kerken hebben zich altijd bij ons thuis gevoeld. Door hun lidmaatschap van DC kunnen ze kritischer naar de eigen kerkelijke achtergrond gaan kijken, maar dit is de laatste jaren niet meer het geval dan vroeger.”
Wat wel is veranderd, zijn de ontwikkelingen in de digitale wereld. „Daardoor is er ontzettend veel informatie beschikbaar. Ik denk bijvoorbeeld aan de Amerikaanse theologische literatuur, zoals de boeken van Tim Keller en John Piper. Die worden bij ons gretig gelezen. Maar in de begintijd van DC, toen Kees van der Staaij preses was, werden ook auteurs van buiten de eigen kring gelezen, zoals prof. J. Douma en prof. W. H. Velema. Toen ging het wel veel meer over maatschappelijke thema’s. Nu zoeken studenten vaker naar persoonlijke antwoorden op het gebied van geloof en theologie.”
Herkent u de uitspraak van prof. Aart Nederveen dat Depositum Custodi lijkt op de CSFR van twintig jaar geleden?
„Tijdens mijn bezoeken aan disputen van de CSFR kreeg ik de indruk dat die studentikozer zijn dan DC. Nagenoeg ieder lid van DC heeft aan het einde van zijn studententijd de hele Institutie van Johannes Calvijn gelezen. Dat studentikoze is leuk, maar het mag niet ten koste gaan van de studiezin die Depositum Custodi altijd heeft gekenmerkt.”