Landbouw brengt veel minder stikstof in de lucht dan in 1990
Vanuit de landbouw verdween in 2018 meer stikstof in de bodem dan het jaar daarvoor. Het betreft een incidentele toename, als gevolg van de extreem droge zomer. De stikstofuitstoot naar de lucht is sinds 1990 fors afgenomen.
Dat blijkt uit nieuwe cijfers over de zogeheten mineralenbalans in de landbouw, die het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) donderdag heeft gepubliceerd.
Het CBS rekent elk jaar uit hoeveel stikstof de landbouw binnenkomt in de vorm van veevoer en kunstmest. Daar tegenover staat stikstof die het boerenerf verlaat, vastgelegd in dierlijke en plantaardige producten zoals vlees, melk, aardappelen en graan. Het verschil tussen die twee stromen heet het stikstofoverschot.
Dit overschot komt vooral terecht in de bodem, maar ook in de lucht. In 2018 ging het respectievelijk om 241 en 89 miljoen kilogram. Het verlies naar de bodem was 13 procent hoger dan in 2017, in de lucht kwam 5 procent minder stikstof terecht dan in 2017. In totaal pakte het stikstofoverschot 9 procent hoger uit.
De bijzonder droge zomer heeft daar alles mee te maken, zegt Cor Pierik, landbouwspecialist bij het CBS. „De oogsten vielen tegen, gras en akkerbouwgewassen namen minder stikstof op.” Dat leidde er tegelijk toe dat er aan de inputkant meer stikstof in het rekensommetje werd meegeteld. „Omdat er te weinig gras groeide, moesten veehouders hun wintervoorraad veevoer aanspreken.”
Het kabinet wil de uitstoot van stikstof door de landbouw verder terugdringen. Boeren twijfelen aan de betrouwbaarheid van cijfers die milieuinstituut RIVM daarover publiceert. Het CBS-cijfer wordt niet gemeten maar met een model berekend, zegt Pierik. „Maar dat passen we voortdurend aan technische ontwikkelingen aan, zoals de bouw van emissie-arme stallen.”