WMO: uitdaging voor christenen
De voorgestelde Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO) biedt nieuwe mogelijkheden voor de invulling van de christelijke barmhartigheid, schrijven ir. B. J. van der Vlies
en mr. drs. W. M. J. de Wildt . In de aanloop naar een SGP-congres over de WMO, vrijdag in Gouda, zetten zij de visie van deze partij op het wetsvoorstel uiteen. Wat was er eerder: de opkomst van de verzorgingsstaat of de individualisering van de samenleving? Welk antwoord ook juist is, deze twee processen hangen nauw samen. Als de overheid alles regelt, hoeven burgers dat niet zelf te doen. Mensen die oog hebben voor elkaars noden, maken een collectieve waarborg tegen allerlei ziektekosten minder noodzakelijk.
Het is verleidelijk om terug te denken aan vroeger, toen alles beter was. We zien dan hechte gezinnen, goede familiebanden, betrokkenheid bij het wel en wee van de buren. Bij problemen maakt men er samen het beste van. Vrijwel iedereen is lid van een kerkelijke gemeente, waar meeleven de gewoonste zaak van de wereld is. Die kerk staat midden in de dorpsgemeenschap.
Daartegenover zien we de huidige samenleving. Die is volstrekt geïndividualiseerd. Iedereen leeft in steden. Gezinnen liggen uit elkaar en niemand kijkt naar buren en familie om. Ouderen vereenzamen in verzorgingshuizen. Zij die nog zelfstandig wonen, lopen het risico dat niemand hun overlijden opmerkt, zodat zij soms dagen of weken in huis blijven liggen.
Commercialisering
Beide beelden bevatten elementen van waarheid. Tegelijkertijd is duidelijk dat ze veel te zwart-wit zijn. Het ene is veel te idealistisch en het andere veel te somber. Vroeger waren er ook volop problemen en verstoorde verhoudingen. En ook tegenwoordig hebben velen volop aandacht voor hun naasten.
Waar de onderlinge zorg tekortschiet of waar de zorg te zwaar of te complex is, moet de overheid zorgen voor voorzieningen. Vanuit deze grondhouding is in de afgelopen decennia de verzorgingsstaat opgebouwd. Gaandeweg kwamen steeds meer particuliere en diaconale taken in handen van de overheid.
Een ongewenst gevolg van de huidige Algemene wet bijzondere ziektekosten (AWBZ) is de verleiding om zorg die eerst zonder tegenprestatie werd verleend, nu uit de algemene kas te laten financieren. Een toenemende bekendheid met bijvoorbeeld de persoonsgebonden budgetten brengt steeds meer mensen ertoe die informele zorg voortaan te laten betalen. Het risico van commercialisering is groot.
Deze nadruk op zorg, geleverd door de collectieve sector, is een van de redenen van de regering om de Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO) voor te stellen. Gemeenten krijgen de taak te zorgen voor een goed stelsel van zorg en welzijn dat op de lokale omstandigheden is afgestemd. De basisgedachte is dat burgers die dat kunnen, in de eerste plaats zelf verantwoordelijkheid dragen voor de oplossing van hun problemen. Gemeenten zorgen voor een daarbij passend systeem van bijvoorbeeld dagbesteding en ondersteuning van ouderen en huishoudelijke verzorging.
Duidelijkheid
De gedachte om de betrokkenheid van de burger bij zijn eigen zorgbehoefte te vergroten spreekt de SGP aan. Het zou een rem kunnen betekenen op een verdergaande individualisering van de samenleving. Als gemeenten moeten zorgen voor een goed stelsel van zorg en ondersteuning, kan dit positief uitwerken. Op plaatselijk niveau zijn de behoeften van de inwoners immers veel beter zichtbaar dan in Den Haag. Ook de sociale samenhang per gemeente verschilt zeer sterk.
Schrijven over samenhang en solidariteit kan een papieren werkelijkheid opleveren die niet bij de realiteit past. Staatssecretaris Ross zal daarom aanstaande vrijdag op het SGP-congres over de WMO duidelijkheid moeten geven over een aantal belangrijke aspecten.
In de eerste plaats moet de positie van mensen die hun familieleden verzorgen duidelijk zijn. De sterke nadruk op mantelzorg heeft het gevaar in zich dat er te veel van de omgeving wordt gevraagd. Mantelzorgers mogen niet worden overvraagd zodat zij er uiteindelijk zelf aan onderdoor gaan. Op landelijk of gemeentelijk niveau moeten hiervoor beschermende regels zijn.
Een volgend punt is dat niet iedereen mensen om zich heen heeft die kunnen helpen. Er moet een vangnet zijn voor die mensen die zorg nodig hebben en ”geen mens hebben”. Zij vormen niet de norm, maar zij moeten wel gegarandeerd zorg ontvangen.
Maatwerk
In de derde plaats leidt de WMO onvermijdelijk tot verschillen tussen gemeenten, omdat elke gemeente de wettelijke taken zelf invult. Die diversiteit is voor de SGP geen probleem, zolang er maar maatwerk wordt geleverd. De wet moet daarom ondubbelzinnige minimumvoorwaarden bevatten waaraan gemeenten moeten voldoen, zodat een beroep daarop mogelijk is.
Het vierde aandachtspunt is dat de rijksoverheid moet zorgen voor een adequate financieringsregeling. Geld voor zorg en welzijn mag bijvoorbeeld niet worden gebruikt voor het aanleggen van een rondweg. Bij de verdeling van de financiën via het Gemeentefonds moet er daarom ten minste een bepaalde clustering komen. Verder is het van belang rekening te houden met het aantal ouderen of gehandicapten in een gemeente. Iets vergelijkbaars geldt voor gemeenten met een regionale functie. De WMO mag de problemen in de zorg niet op gemeenten afschuiven. Zij moeten in staat gesteld worden voldoende expertise te ontwikkelen om deze taak uit te voeren.
In de vijfde plaats vindt de SGP dat de WMO volop ruimte moet bieden voor zorg en welzijn vanuit een bepaalde identiteit. Veel gemeenten zullen kiezen voor één of enkele aanbieders. Identiteitsgebonden zorg kan hierdoor in het gedrang komen. Het is niet de taak van de overheid om een bepaald aanbod aan identiteitsgebonden zorg in stand te houden. Wel moeten burgers volop de ruimte krijgen om eigen keuzes te maken. Een optie zou kunnen zijn dat zij een budget krijgen voor die gewenste zorg.
Ten slotte vindt de SGP het belangrijk dat er ook waardering is richting mantelzorgers en vrijwilligers. Zij voorkomen een beroep op de algemene middelen. Om mantelzorg en vrijwilligerswerk aantrekkelijker te maken, kan worden gekozen voor beperkte fiscale faciliteiten, zoals een heffingskorting voor mantelzorgers. Ook moet er een verruiming komen van de fiscale onkostenregelingen voor vrijwilligers.
Uitdaging
Het is te gemakkelijk elke verandering van de zorg af te wijzen. Of we het nu leuk vinden of niet: op de een of andere manier zullen ook in de toekomst de kosten van de zorg opgebracht moeten kunnen worden.
Juist voor christelijke zorginstellingen, voor kerken en diaconieën is de WMO een uitdaging. Waar de overheid een beetje terugtreedt, zijn er (nieuwe) mogelijkheden voor de invulling van de christelijke barmhartigheid.
Voor christelijke instellingen voor zorg en welzijn is het interessant om de mogelijkheden te bezien om niet alleen zorg te verlenen aan christenen, maar juist ook de hele samenleving in het oog te houden. Als zij goede zorg verlenen die voor gemeenten financieel aantrekkelijk is, zijn er wellicht nieuwe mogelijkheden.
Ook voor kerken en diaconieën is de WMO een uitdaging. Het is gezien de huidige positie van de kerk in de samenleving niet reëel te verwachten dat de kerk voor iedere burger kan zorgen. Wel geldt dat het aantal vrijwilligers in christelijke kring vanouds groot is. De terugtreding van de overheid biedt een kans om zich weer wat duidelijker in te zetten voor de lokale samenleving.
Het is te vroeg om een eindoordeel te geven over de WMO. Te veel onderdelen zijn nog onduidelijk. In de parlementaire behandeling zullen de gevolgen concreter moeten worden. Ook moeten er duidelijke garanties komen dat het niemand aan noodzakelijke zorg zal ontbreken. De SGP verwelkomt echter elke ontwikkeling die zou kunnen leiden tot verbetering van de onderlinge betrokkenheid en een versterking van de samenhang in de samenleving.
De auteurs zijn respectievelijk Tweede-Kamerlid voor de SGP en beleidsmedewerker bij die partij.