Regering laat boeren voorlopig in spagaat
Boeren zitten in een spagaat. Wet- en regelgeving trekt naar links, terwijl de markt boeren naar rechts dwingt om economisch overeind te blijven. De tijd dringt als minister Schouten hier nog verandering in wil brengen.
Dinsdag 1 oktober kon Nederland niet om ons heen. Eensgezind en gebroederlijk waren akkerbouwers, veehouders, jong en oud, Noord en Zuid, naar het Malieveld in Den Haag gekomen om aandacht te vragen voor de benarde positie waarin boeren zich bevinden. Keer op keer moeten we in de krant lezen dat we een probleem zijn. De suggestie van D66-Kamerlid Tjeerd de Groot om de pluimvee- en varkenshouderijen te halveren om uit de bureaucratische stikstofcrisis te komen, was de spreekwoordelijke druppel die de emmer deed overlopen. Het mobiliseerde een indrukwekkende hoeveelheid trekkers om het protest kracht bij te zetten.
De onvrede over de wet- en regelgeving zit diep. Dit komt doordat wij ondernemen in een liberale markt waar geproduceerd moet worden naar de maatstaven ”uniform, veel, goed en goedkoop”. De ondernemers die aan alle vier de criteria kunnen voldoen, zijn succesvol, de rest heeft het moeilijk of is gestopt. Dit heeft geleid tot schaalvergroting op het platteland, welvaart bij toeleveranciers en afnemers en een hoogwaardig en goedkoop aanbod van voedingsmiddelen. We leveren wat er gevraagd wordt en toch is er steeds kritiek: de burger wil geen schaalvergroting, geen gewasbescherming, geen internationale handel en automatisering, maar wel het resultaat hiervan, een goed en goedkoop product. Dat dwingt boeren in een spagaat. Wet- en regelgeving trekken naar links, terwijl de markt ons naar rechts dwingt om economisch overeind te blijven.
Krimpen
Nederland is een klein land met een grote landbouwexport. Die export wordt aangegrepen als argument om de veehouderij te laten krimpen. We hoeven immers de hele wereld niet te voeden? Maar dat doen we ook niet, we produceren bijvoorbeeld een kleine 3 procent van de zuivel en het varkensvlees in de wereld. Dat we relatief veel exporteren, komt doordat we veel buitenland hebben, dat ook nog eens dichtbij is. Van onze export blijft 80 procent gewoon in de EU-thuismarkt, dezelfde EU waar D66 zo trots op is. Voor een eierhandelaar uit Gelderland is Keulen net zo dichtbij als Rotterdam.
Al deze handel leidt tot een groot handelsoverschot voor Nederland en is daarmee een stevig fundament voor onze welvaart. Immers, voedsel is niet iets waar we wel of niet voor kunnen kiezen, mensen moeten blijven eten. In tijden van recessie houdt deze handel onze economie draaiend, in tijden van hoogconjunctuur worden boeren verguisd vanwege de milieubelasting die dit met zich meebrengt.
Boeren hebben daarom te maken met veel wet- en regelgeving. Elk van deze regels heeft betrekking op één facet: een regeling om grondwater te beschermen, een andere voor oppervlaktewater, er is wetgeving over welzijn, over luchtkwaliteit en gewasbescherming en dit komt allemaal samen op één en hetzelfde boerenerf. Waar wij behoefte aan hebben, is samenhang: als we dieren meer ruimte geven vanwege welzijn, leidt dit tot meer fijnstof. Telen we minder mais om aan de voorwaarde voor derogatie te voldoen, dan leidt dit weer tot minder stikstofbenutting door de koe. De oplossing van het ene probleem leidt zo weer tot een volgend probleem.
Minister Schouten onderkent bovenstaande problematiek, zij zoekt de oplossing in kringlooplandbouw. Die richting is prima, ook omdat zij dit op Europese schaal wil aanpakken. De praktische uitvoering is echter nog niet gestart. Ook nu, na twee jaar Schouten, neemt de regeldruk alleen maar toe en verdient het gros van de boeren alleen geld als ze gaan voor massa en een zo laag mogelijke kostprijs. Dit is ook nog steeds wat de markt vraagt, supermarkten beconcurreren elkaar immers vooral op prijs. De tijd dringt als de minister in haar termijn hier nog verandering in wil brengen.
Commissie-Remkes
Net voor het weekend kwam er toch nog onverwacht een inhoudelijke reactie van het kabinet op het advies van de commissie-Remkes. Positief aan de gepresenteerde plannen is dat gedwongen krimp of bedrijfsbeëindiging van de baan is. Voor de korte termijn is dat geruststellend. Voor de lange termijn moeten er wél mogelijkheden zijn om onze bedrijven mee te kunnen laten ontwikkelen met de eisen die de tijd stelt, en daar zit de grootste onzekerheid. Als er niks kan, gebeurt er niks en stopt innovatie, ook op het gebied van milieu.
”Niet alles kan”, is de titel van het rapport-Remkes. Volgens ons moet dat betekenen dat (lucht)verkeer, industrie en veehouderij zo hun beperkingen kennen, maar óók dat er moet worden gekeken naar de natuur. In een land met zo veel mensen, bedrijvigheid en functies dicht bij elkaar moeten we ook accepteren dat niet elk natuurdoel haalbaar is. Het is demotiverend als de lat voor een bepaald natuurgebied zo hoog, of beter, de kritische depositie van de stikstofwaarden zo laag wordt gelegd, dat deze onmogelijk gehaald kan worden. Dan blijft er tot in lengte van jaren een conflict in de samenleving en staan er na verloop van tijd weer actiegroepen bij de Raad van Staten en boeren op het Malieveld. Dat moeten we niet willen.
Ben Apeldoorn is melkveehouder. Harmen Hardeman is pluimveehouder. Beiden zijn respectievelijk bestuurslid en lid van LTO Noord, afdeling Gelderse Vallei.