Verpleeghuis Salem viert 25-jarig jubileum
Salem, het eerste en enige reformatorische verpleeghuis van Nederland, opende 25 jaar geleden de deuren. De directie spreekt nu over wonen met zorg, de faciliteiten werden uitgebreid, maar de kern bleef gelijk. Betrokken zorg in een reformatorische sfeer. „Ik kan hier mezelf zijn, ook wanneer ik down of tobberig ben.”
Het boekenplankje in de woonkamer van Wim Ramp (65) verraadt een interkerkelijke gezindheid. Tegen de wand achter zijn bed hangt de trouwfoto van zijn overleden ouders. De bewoner van Salem, afkomstig uit Boskoop, behoorde tot de eerste cliënten van het tehuis. „Op 10 augustus 1994 ben ik hiernaartoe gekomen.” Van 1998 tot 2005 verbleef hij in beschermende woonvorm De Sandeling in Hendrik-Ido-Ambacht. Lichamelijke problemen brachten hem weer terug in Ridderkerk.
Door de sprong van een balkon tijdens een psychose liep Ramp ruim veertig jaar geleden een lage dwarslaesie op. „Ik ben nog steeds manisch depressief, maar dankzij de medicijnen gaat het nu aardig.” Na een periode van revalidatie in De Hoogstraat in Leersum nam hij zijn intrek in De Toevlucht in Kapelle-Biezelinge, waar hij acht jaar bleef. Daarna woonde hij jaren op zichzelf, eerst in Alphen aan den Rijn, vervolgens in Boskoop. „Daar ging ik mezelf verwaarlozen. Een ouderling van de Gereformeerde Gemeenten heeft me in contact gebracht met Salem.”
Na alle ziekenhuizen, instellingen en inrichtingen die hij al had gehad, liet hij de verhuizing gelaten over zich heen komen. „Ik was blij dat ik een onderdak had. Dokter Willemien Loeve nam me op. Salem was toen nog niet helemaal bezet. Mijn kamergenoot had een hartkwaal en was nogal depressief, dus dat sloot aardig aan. We begrepen elkaar.”
Samenspel
Op 1 april 1994, Goede Vrijdag, startte Salem met een kennismakingsbijeenkomst voor de personeelsleden, onder wie verpleeghuisarts Alfred Teeuw (59). De dinsdag daarop kwamen de eerste bewoners. „Samen met Willemien heb ik de eerste maand zo’n vijftig mensen opgenomen. We begonnen meteen met een elektronisch dossier. Daarmee liepen we voorop. De weekenddiensten werden ingevuld in samenwerking met artsen van Rotterdamse verpleeghuizen.”
De zorg was volgens Teeuw vanaf de eerste dag behoorlijk op orde. Wat nog ontbrak, was het goede samenspel. „Daardoor hadden bewoners in de beginperiode soms doorligwonden, een goede kwaliteitsindicator. Na verloop van tijd zagen we die niet meer, door het tijdig aanvragen van een antidecubitusmatras, inschakeling van de fysiotherapie en meer van dat soort dingen. De personeelsleden raakten goed op elkaar ingespeeld.”
De overstap van verpleeghuis Zilverschoon in Nijkerk naar Salem was voor Teeuw niet vanzelfsprekend. „Ik zat daar in het management en zou opleider worden. Die combinatie vond ik boeiend, maar het opleiderschap ging uiteindelijk niet door en ds. E. F. Vergunst, voorzitter van Salem, deed een dringend beroep op me om naar Ridderkerk te komen. Mijn vrouw zag dat ook wel zitten; we kwamen daardoor weer dichter bij de familie.”
Formalisering
De pioniersfase in Ridderkerk viel samen met de ontwikkeling van de verpleeghuisgeneeskunde als officieel specialisme. „In 1990 behoorde ik tot de eerste lichting die zich op basis van een generaal pardon specialist ouderengeneeskunde mocht noemen. Elke arts die meer dan drie jaar in een verpleeghuis werkte, kon als zodanig geregistreerd worden. Ik heb toen wel een soort kaderopleiding gevolgd. Bij opname van de eerste bewoners van Salem hadden we nog geen vastgestelde protocollen. Na verloop van tijd is alles geformaliseerd. Niet alleen de opnameprocedure, maar ook de behandeling van infecties, de invulling van revalidatie en ga zo maar door.”
Het medische model was in de beginjaren in Salem overheersend. „De gedachte dat je in een verpleeghuis terughoudend moet zijn in je medisch handelen, moest nog settelen. Geleidelijk veranderde dat en kwam de nadruk op de zorg te liggen. Terecht. Mijn witte jas trok ik al snel uit. In het multidisciplinair overleg is de inbreng van activiteitenbegeleiders en de geestelijk verzorger veel wezenlijker geworden.” Het statusverlies bezorgde hem geen slapeloze nachten. „Ik heb mezelf nooit als de spil gezien, ook medisch niet. De verzorgenden zijn bepalend en ik probeer hen te faciliteren.”
Regenboog
Wim Ramp verhuisde kort na zijn terugkeer in Salem naar De Regenboog, een nieuwe unit waarin hij een eenpersoonskamer kreeg. „Ik kijk hier uit op de centrale ingang, dus ik zie iedereen aankomen.” Hij was ook getuige van tal van uitvaarten. „Veel bewoners zijn overleden; ik mag het op het ogenblik gelukkig goed maken. Elke dag rijd ik met mijn rolstoel een rondje door de wijk, dat vertrouwen ze me toe.” Binnenshuis zit hij vaak te scrabbelen met mevrouw Petri van 94. „Zij woont op De Wijnrank en heeft nog een goed verstand.”
Met Marleen Hout, als specialist ouderengeneeskunde verantwoordelijk voor De Regenboog, kreeg hij een hechte band. „Ze heeft me altijd heel goed begeleid, ook bij de operaties die ik vijf jaar geleden moest ondergaan vanwege fistels. De zorg in Salem is uitstekend.”
Alfred Teeuw werd in het reformatorische verpleeghuis alsnog opleider, onder de paraplu van het LUMC in Leiden. Met veel genoegen. „Je hoort van assistenten over de jongste ontwikkelingen in de verpleeghuiszorg. Omgekeerd leer ik deze mensen om te gaan met het gedrag van cliënten en familieleden.” Ook de uitbreiding van het aantal collega-artsen ervoer hij als verrijkend. „Zo nodig schuift de geriater, de apotheker of de ouderenpsychiater bij het overleg aan. Dat maakt het werk nog leuker. De sfeer en de collegialiteit binnen de groep zijn geweldig.” Ook voor het geheel van Salem is het klimaat volgens Teeuw dé onderscheidende factor.
Bezoek
Voor Wim Ramp werd het Ridderkerkse verpleeghuis in de loop der jaren echt een thuis. „Ik kan hier mezelf zijn, ook wanneer ik een dag wat down of tobberig ben.”
Op zaterdag krijgt hij geregeld bezoek van familieleden, elke donderdagavond komt er een vrijwilliger van de Petrakerk in Hendrik-Ido-Ambacht. „Daar ben ik lid geworden door mijn opname in De Sandeling.” Zit hij een avond alleen, dan pakt hij een boek of werkt hij aan een nieuw lapje voor een blokkendeken. „Ik heb er al zo’n 170 gebreid, om wat te doen te hebben. Een vriendin van een overleden tante zet ze aan elkaar.”
Als lid van de cliëntenraad, die drie keer paar vergadert, mag hij meepraten over de verbouwing van Salem. „Daar zijn we al jaren over bezig, maar nu lijkt het toch te gaan gebeuren. De bedoeling is dat we straks mooiere en grotere kamers krijgen.” Nog belangrijker dan de aanpassing van hout en stenen vindt hij de doorgevoerde verandering in de zorg. „Die is nu meer persoonsgericht, met eigen regie voor de cliënten. Dat vind ik een goede ontwikkeling.”
Op zondagmorgen luistert hij via de kerktelefoon mee met de gemeente waartoe hij behoort. Zondagsmiddags woont hij de dienst in de grote zaal van Salem bij. „Daar gaan dominees van verschillende kerkverbanden uit de achterban voor. Dat vind ik fijn. Je hoort eens wat anders. Het belangrijkste is dat ik hier Gods bijstand mag ervaren. Hij heeft me al die jaren doorgeholpen, ook als er lichamelijke, psychische en geestelijke dieptepunten waren. Onder een avondmaalsdienst is het tot een doorbraak in mijn geestelijk leven gekomen. ’k Heb lang de Heer in mijnen druk verwacht, en Hij heeft zich tot mij geneigd. Dat is meer waard dan al het andere.”
Een gezond verpleeghuis
In tegenstelling tot sommige andere verpleeghuizen is Salem zeer gezond, mede dankzij de stabiele leiding van bestuurder Thijs Wijzenbroek en directeur Leo Bruinsma. De 30 miljoen gulden schuld waarmee ze in 1994 begonnen, is afbetaald. „In plaats daarvan hebben we nu de middelen om de nieuwbouw van ruim 25 miljoen euro gedeeltelijk te kunnen bekostigen.”
Aanvankelijk had Salem 150 bewoners, 1,5 fte aan verpleeghuisartsen en 175 fte aan overige medewerkers. In 2006 kwam afdeling Regenboog erbij, met 23 plaatsen voor somatische zorg, waaronder 3 voor palliatieve zorg. Het verpleeghuis kreeg ook enkele plaatsen voor bewoners met een psychiatrische nevenaandoening.
Intussen is het personeelsbestand gegroeid naar 275 fte, verdeeld over zo’n 500 werknemers. Ze worden bijgestaan door een kleine 300 vrijwilligers. Het aantal artsen nam toe tot 10. Het merendeel is vooral werkzaam in huizen in de regio, maar Salem blijft uitvalsbasis.
Van de bewoners komt zo’n 80 procent uit de regio, de overige 20 procent uit Ridderkerk zelf. Slechts een enkeling komt van ver. „Dat hadden we in het begin vaker”, is de indruk van Wijzenbroek. „Ook in reformatorische kring wordt er tegenwoordig minder betekenis toegekend aan de identiteit.”
De komende jaren gaat Salem op de schop in verband met de grootschalige renovatie en nieuwbouw. „Na twee jaar van protest en bezwaar hebben we overeenstemming bereikt met de omwonenden. In maart 2019 kwam de definitieve vergunning. Alle bewoners krijgen een eenpersoonskamer met eigen sanitair. De nieuwe palliatieve unit telt vijf bedden.”
De nieuwbouw gaat samen met de implementatie van een nieuwe zorgfilosofie: kleinschalig wonen met maximale vrijheid binnen drie leefcirkels: de eigen afdeling, het hele gebouw en het complete terrein.