Wat vrijheid te maken heeft met waarheid
Tachtig jaar vrijheid is iets om te vieren, maar kan ook nogal abstract zijn. In het Midden-Oosten heb ik genoeg onvrijheid van dichtbij gezien, en toch vind ik het moeilijk om vrijheid te definiëren.

Want wat is onvrijheid? Dat je niet mag zeggen wat je denkt? Dat je de overheid niet mag bekritiseren? Dat je de koning niet mag beledigen? Dat je niet vrij bent om de snelweg lopend over te steken?
Op het eerste gezicht is het niet moeilijk om die vragen te beantwoorden. Natúúrlijk mag je zeggen wat je denkt, en natúúrlijk mag je niet zomaar de snelweg oversteken. Maar waarom is dat zo vanzelfsprekend? Het zegt iets over wat we normaal vinden en wat niet. Ik denk dat we voor onze opvatting van vrijheid intuïtief te rade gaan bij de idealen van de verlichting. En dan gaat het al heel snel over zaken als individuele rechten en zelfbeschikking.
Natuurlijke rechten
In een land als Nederland, dat zich voor laat staan op zijn hoge mate van vrijheid, zijn het inderdaad dat soort dingen die steeds verder zijn doorgevoerd. De mogelijkheid om abortus en euthanasie te plegen raakt precies daaraan: individuele rechten en zelfbeschikking. Hetzelfde geldt voor de genderdiscussie.
Deze specifieke invulling van vrijheid is pas sinds de tijd van de verlichting, dus zeg maar de 17e en de 18e eeuw, een universeel ideaal geworden. Denk aan filosofen als John Locke, Jean-Jacques Rousseau, en Immanuel Kant. Zij schreven over ”natuurlijke rechten” en ”de menselijke waardigheid” als een universeel gegeven, geldig voor iedereen.
Maar hoe zat het daarvoor dan? Daarvoor leefde het overgrote deel van de wereldbevolking in een situatie waarin individuele rechten simpelweg niet bestonden. Denk aan de horigen in middeleeuws Europa, aan stammen in Afrika en aan de kasten in India. En zelfs als je het beter had getroffen, had je meestal nog steeds geen vrij beroep.
Geuzen
Dat betekent echter niet dat die mensen geen benul hadden van het begrip vrijheid. Het verlangen naar vrijheid hoort bij de kern van de menselijke natuur. Niet voor niets komen er al duizenden jaren opstanden en revoluties voor: die zijn bijna altijd ingegeven door ervaren onvrijheid. Ons eigen Nederland is op die manier tot stand gekomen, met dank aan de calvinistische geuzen die in opstand kwamen tegen de onderdrukking door de Spanjaarden. Zij vochten echter niet voor moderne individuele rechten, maar voor vrijheid van godsdienst en geweten. De waarheid was in het geding.
Maar ook de geuzen stonden weer op de schouders van anderen. De nadruk van de Reformatie op geestelijke vrijheid en gewetensvrijheid kwam niet uit de lucht vallen. Al in de middeleeuwen werden soortgelijke accenten aangebracht. Het is een volop katholieke gedachte om vrijheid te verbinden aan waarheid. Vrijheid is bedoeld om de waarheid te vinden en te omarmen.
Díé gedachte op haar beurt gaat rechtstreeks terug naar Christus Zelf, en dan vooral naar Zijn bekende uitspraak in Johannes 8: „Indien gijlieden in Mijn woord blijft, zo zijt gij waarlijk Mijn discipelen; en zult de waarheid verstaan, en de waarheid zal u vrijmaken.” En even verderop: „Indien dan de Zoon u zal vrijgemaakt hebben, zo zult gij waarlijk vrij zijn.”
Kerkelijke tradities
En zo hebben we de lijn van moderne individuele vrijheid herleid tot een van de belangrijkste bronnen: deze woorden van Christus. De grote kerkelijke tradities hebben die woorden steeds opnieuw geïnterpreteerd, met uiteenlopende resultaten, maar hier ligt het begin: vrijheid is niet simpelweg autonomie, maar vrijheid is verbonden aan Christus als de ultieme waarheid. Vrijheid begint met innerlijk vrijgemaakt zijn.
In de oosters-orthodoxe kerken is die kern vertaald in deelhebben aan het goddelijke leven, en ook aan leven in de gemeenschap. Onvrijheid is een leven los van God en Zijn waarheid.
In de Rooms-Katholieke Kerk kwam de nadruk te liggen op vrijheid om de waarheid te zoeken en te volgen. Als je van die waarheid afgesneden bent, ben je dus onvrij.
En in protestantse kring werd die kern geïnterpreteerd als vrijheid van geweten: de overheid, en ook de kerk, mag niet voor jou bepalen hoe je de Bijbel moet lezen. Onvrijheid is wanneer je onder het juk van instituties moet zuchten – zelfs als die institutie de kerk is.
Vooral die protestantse opvatting is enorm belangrijk geworden, omdat de maatschappelijke consequenties gigantisch waren. Denk bijvoorbeeld aan John Newton en zijn ”Amazing grace”, waarmee hij de slavernij onder zware kritiek stelde, maar ook aan Martin Luther King en zijn gevecht voor gelijke rechten voor zwarte Amerikanen – uitmondend in allerlei vormen van bevrijdingstheologie in onze tijd.
De latere mensenrechten zijn ondenkbaar zonder de protestantse opvatting van vrijheid. Wie dus vecht voor ultieme vrijheid van het individu, of dat nu over bevrijding van koloniale banden gaat of over lhbti-rechten, is historisch gezien dieper verbonden aan het protestantse gedachtegoed dan diegene wellicht voor waar wil aannemen.
Tegelijk bestaat het gevaar dat die strijd alléén nog maar om het individu draait, zonder notie van waarheid. Dan is er onderweg iets grondig misgegaan. Zodra het niet langer de Zoon is Die vrijmaakt, is er van ultieme vrijheid sowieso geen sprake meer.
Protestantse opvatting over vrijheid had enorme consequenties
Journalist Jacob Hoekman speurt in de geschiedenis naar antwoorden op weerbarstige vragen bij het nieuws.