Binnenland

Afscheid van het tijdperk-juf Pakkert

Toen handwerkjuf Ina Broekhuis nog juf Pakkert heette, naaide ze ’s avonds gebreide lapjes in elkaar tot beren en „bellenmannen.” Soms hielpen haar zus en haar moeder –ook een juf Pakkert– mee om kabouters ogen en baarden te geven. „Mijn broer maakte er kruiwagentjes bij. De hele familie kon er druk mee zijn.” Op een ouderavond in Rijssen stond daar dan een kabouterdorp te stralen. Of een kudde schapen.

14 September 2019 10:36Gewijzigd op 16 November 2020 16:57
beeld RD, Anton Dommerholt
beeld RD, Anton Dommerholt

De pluizige wezens die de afgelopen decennia werden tentoongesteld op Rijssense basisscholen hadden een scala aan technieken in zich. Brei- en haakwerk, smokwerk, kruissteekjes en hardangerborduurwerk, pompoen-, punnik- en weefkunst – alles was te zien. Ina Broekhuis-Pakkert was bevoegd om handwerkles te geven, wat betekent dat ze er in de jaren 70 een vakopleiding voor volgde, waardoor ze kinderen beproefde handwerktechnieken kon aanleren. Ina Broekhuis denkt dat ze „de laatste der Mohikanen” is: handwerkdocenten met de akte K en U (zie kader) zullen er weinig of niet meer zijn.

In juli nam ze afscheid van het werk dat ze bijna 46 jaar heeft gedaan. Voor die tijd werkte haar moeder als handwerklerares op Rijssense scholen. Dat betekent dat er na zestig jaar een eind is gekomen aan het tijdperk-juf Pakkert.

Voordat ze vertrok, gaf Ina Broekhuis haar leerlingen –zo’n 200– een presentje mee. In het pakje zat bijvoorbeeld een boekenlegger, met de tekst ”God heeft ons geen kalme reis beloofd, maar wel een behouden aankomst”. „Omdat het leven niet alleen ups kent, er zijn ook zo veel downs. Ik heb er bewust een vuurtoren bij getekend. Tegen de kinderen zei ik: „Als je een haven binnenloopt, moet je zien op de vuurtoren.” En in je leven moet je zien op de Haven, de Heere God.”

2019-09-14-rdMAG6-broekhuis1-8-FC_web.jpg
beeld RD, Anton Dommerholt

Ze zit in haar ruime woonkamer in Barneveld. Haar handen liggen stil. Maar op de achtergrond schemert de altijd bezige bij. In deze kamer komt bijvoorbeeld twee keer per jaar een groep emeriti predikanten bij elkaar, en daar horen contacten bij, én een strijktaak. Ina Broekhuis strijkt de overhemden voor een goede vriend van haar man, een emeritus predikant, want ze vindt dat een dominee –emeritus of niet– altijd een kraakhelder, gestreken overhemd hoort te dragen. „En de bef van een toga moet ook netjes zijn”, lacht ze.

U reed jarenlang door Rijssen in een grote, bruine Toyota met een enorme laadbak vol tassen wol en lappen…

„Dat was 48-UH-84, een Toyota Car Ina. Leuk hè? Daarna reed ik een Toyota Starlet. De kofferbak boordevol spulletjes die ik nodig had op school. Kinderen kwamen vaak aanrennen om me te helpen met tassen sjouwen. Dan zat ik om kwart over een alweer te helpen met hun werkje, terwijl de school om halftwee begon.”

Noemden ze u nu juffrouw Pakkert of juffrouw Broekhuis?

„De laatste jaren was ik wel echt juffrouw Broekhuis. Maar voor de moeders van de kinderen bleef ik juf Pakkert. Dat was gewoon een begrip in Rijssen. Kinderen zeiden tegen me: Mijn oma heeft nog les gehad van uw moeder.

Mijn moeder was lerares op de Christelijke Landbouw- en Huishoudschool, die in 1956 in Rijssen was gestart. Voor die periode was dat iets aparts – dat je als getrouwde vrouw in het onderwijs terechtkomt. In 1962 werd ze gevraagd om ook op drie basisscholen handwerklessen te geven.”

2019-09-14-rdMAG6-broekhuisextra2-5-FC_web.jpg
beeld RD, Anton Dommerholt

Hoe ging dat intussen in het gezin?

„Dat ging prima. Opoe woonde bij ons thuis, en wij groeiden op naast de naaimachine. Aan weerszijden van de naaimachine stond een stoel met armleuningen. Daar zaten wij, naast moeders. Ik kon breien toen ik vijf was.

Wat we erg mooi vonden toen we klein waren, is dat mijn moeder koffers vol werk meebracht om te becijferen. Alle namen stonden keurig op een papiertje geregen. En daar kwam dan een cijfer op. Dan bekeek ze twee pannenlappen, waarvan de een kleiner was dan de andere, of schever, en hoorden we haar mompelen: „Ah! Foei! Wat slordig, wat slordig, foei.” En: „Die werkt toch zo netjes altijd, die krijgt ietsjes meer.”

Wat maakte uw moeder zoal met de kinderen? En u?

„Mijn moeder maakte met de klassen babysokjes, beertjes, pannenlappen; ze borduurden schortjes op Brabants bont… Ze breiden een maaslap, waar een gat in werd geknipt dat je dan netjes moest dichtmazen. In alle technieken zat echt een opbouw. Eerst leerden kinderen ketting- steken haken, daarna vasten en stokjes, en de snelle leerling ging verder met granny squares. Zo’n opbouw zat ook in de prachtige merklappen, die ik vroeger wel maakte in de klas. Je leert daardoor borduren – rechte steekjes, kruisjes, een zigzagje, en zo steeds een stapje verder. Mijn eigen merklap maakte ik in 1961, op mijn achtste.

Tegenwoordig ben je blij als ze die technieken in groep 8 beheersen. Werkjes zijn kleiner geworden omdat het geduld een beetje minder is. Geduld héb je ook bijna niet als je weinig tijd krijgt. Kinderen kregen de laatste jaren één uur handwerkles per week; dat zijn er weleens twee geweest.

Op breigebied komt een klas soms alleen maar toe aan ribbels breien. Een lapje van 25 steken en 25 ribbeltjes kost soms drie maanden. Dan denk ik: Huh? Is het nou nog niet klaar?

Maar je hebt er altijd vluggerds bij, hoor. Een jaar of zes geleden had ik een heel ijverig meisje in de klas dat een lakentje heeft geborduurd. We tekenden er eendjes op, via carbonpapier, en zij aan het borduren. Op een dag kwam mijn zus langs, en ze vroeg aan dat kind: „Ben jij een lakentje aan het borduren? Krijgt je moeder een baby?”

„Nee mevrouw”, zei het meisje. „We hebben genoeg kinderen.” Dat was zo mooi! Overigens kregen ze later thuis nog wel een kindje.”

2019-09-14-rdMAG6-broekhuisextra-5-FC_web.jpg
beeld RD, Anton Dommerholt

Waarom vindt u het erg dat het vakonderwijs verdwijnt?

„Creatief bezig zijn is belangrijk, daar is eigenlijk iedereen het over eens, maar daarvoor is wel techniekbeheersing nodig. Pas las ik daar nog een goed artikel over in NRC: creativiteit vloeit voort uit kennis, oefening en volharding. Het gaat ook om doorzettingsvermogen, om ontdekken dat het soms nodig is fouten te herstellen om iets af te krijgen.

Het is belangrijk dat kinderen leren handwerken. Zolang je mobiel bent, kun je van alles ondernemen. Maar zodra dat niet meer gaat en je op de stoel belandt –en dat kan ook op jonge leeftijd zijn– is dit zittend te doen.

En het geeft ontspanning. In de psychiatrie stimuleren ze het ook – breien, haken. Je moet de aandacht houden bij wat je aan het maken bent; je gedachten zijn daarop gefocust.”

Piekeren en breien tegelijk gaat niet?

„Nou… ik kan het wel.”

U was altijd bezig. Afwerkwerk kwam bij u terecht: elke leerling kreeg uiteindelijk een fraai werkje mee naar huis. Het schijnt dat er een tentoonsteling ingericht zou kunnen worden met al het handwerk dat er op Rijssense zolders ligt uit het tijdperk-Pakkert…

„Dat is waar. Het kriebelde ook altijd in mijn hoofd. In vakanties keek ik voortdurend rond met in het achterhoofd de vraag: wat kan ik gebruiken voor mijn lessen?

Ik was net een razend roeltje. Want ik deed ook nog een deel mantelzorg voor mijn moeder. Ik heb zaterdagavondwerk in de hervormde kerk gedaan, en zette samen met anderen jeugdwerk voor gehandicapten op. Ik zat in het bestuur van de Stadsbibliotheek, was secretaresse van de Hervormde Jeugdraad. Daarnaast kalligrafeerde ik veel, zoals doopkaarten en belijdenisplaten voor zes wijkgemeenten in Rijssen, en poëziealbums van de kinderen.

Zitten moet ik leren. Stilzitten past niet bij me. Kijk, mijn handwerk ligt naast me. Als we op visite gingen, nam ik vaak mijn brei- of haakwerk mee. Toch zat daar iets van verbloemen in… Als je bezig bent, voel je de moeheid niet.”

Veel mensen raken burn-out als ze te druk zijn.

„Dat heb ik ook gehad: in 2000, het jaar dat ik Vrijwilliger van het Jaar werd. De arboarts zei: „Wat wil je? Een ander raakt met twee scholen burn-out, en u hebt er zeven.”

Toen was het echt op; dat was best heftig. Ik heb een poos niet gewerkt en ben acht weken naar de Herberg in Oosterbeek geweest. Thuis draaf je door, hè. Als je jaar en dag doordraaft en geen nee kunt zeggen – dan wordt de prijs van Vrijwilliger van het Jaar wel erg hoog.”

Dat moet wennen zijn geweest: niet werken.

„Oh, ik zat in de Herberg en voelde me toch schúldig. Ik had getuigschriften van school bij me om te kalligraferen, want ik kon toch niet zomaar van school weg, en dan in Oosterbeek verblijven alsof ik vakantie had?

Achteraf zeg ik: het was een goede tijd, en het was heilzaam. Ik hoop er nooit meer te komen. Maar het is toch een goede tijd geweest.”

Wat was er goed?

„De liefde die ik daar heb ervaren – van God en tot God, en de liefde die ik mocht ontvangen van mensen om me heen. Het was geestelijk een goede tijd.

Het voelde daar als een arm om mij heen. We waren samen bezig met Bijbelstudie, we bemoedigden elkaar, scherpten elkaar op en zongen veel. En er waren crea-middagen.”

Wat hebt u vooral onthouden uit die periode?

„Iemand zei tegen me: Liefheid is jouw valkuil. En daar word ik nog regelmatig op gewezen door iemand die daar vrijwilligster was. „Pas op Ina. Het zit gewoon in je.” Ja, dat zie ik ook wel. Ik had m’n school, ik ging met mijn man mee als hij preekte, ik deed computerwerk voor hem. Al die dingetjes deed ik.”

2019-09-14-rdMAG6-broekhuis4-5-FC_web.jpg
beeld RD, Anton Dommerholt

Telkens als het over haar man gaat, schiet Ina Broekhuis vol. Haar stem verandert, er komt een extra toon bij. Op haar 48e trouwde ze met ds. Broekhuis, die sinds februari 1999 weduwnaar was. In december 2016 overleed ds. Broekhuis op 83-jarige leeftijd.

„Ze is nooit eerder alleen geweest”, zei uw zus Lineke. Voordat u trouwde woonde u met uw moeder en zus in Rijssen; nu uw man is overleden, woont u alleen in Barneveld.

„Het alleen-zijn is nu anders dan voor ik trouwde; nu heb ik mijn verdriet erbij. Zeker, dat is zó anders. Als je niet getrouwd bent of het nooit bent geweest, weet je niet wat te missen. Mensen vroegen me eerder wel of ik het niet moeilijk vond, maar dan zei ik: Ik weet toch niet wat ik mis? Maar nu wel. Ja – het is echt anders. Veel moeilijker. Ik ging er niet meer van uit dat ik zou trouwen, maar het kwam toch op mijn weg.

En nu is het leven meer dan ooit een biddend en afhankelijk leven geworden. We hebben de Heere nodig. Je kunt ook 24 uur per dag bij Hem terecht natuurlijk hè? Als je ’s nachts wakker ligt, is het een kort lijntje naar boven. Dat wil niet zeggen dat je altijd voelt dat Hij er is. Er zijn moeilijke momenten. Maar mede door het pastoraat heb ik mensen leren kennen die me ook weer tot steun zijn geweest. En ik krijg veel steun van mijn vrienden. God gebruikt mensen, heel concreet.

2019-09-14-rdMAG6-broekhuis2-5-FC_web.jpg
beeld RD, Anton Dommerholt

Mijn man en ik hebben zo veel mooie, zegenrijke dingen meegemaakt. We trokken veel samen op. Hij schreef boekjes, die ik dan op de computer uitwerkte. Hij deed alles handmatig. Zijn preken schrijven, alles. Ik maakte preekschriftjes voor hem: ik haalde blaadjes uit schriften, deed er een nietje in en een kaft omheen, en dat was dan voor één preek.

Op school zei een kind eens: „Juffrouw, wat doet u daar?” „Ik ben bezig met de preekschriftjes voor mijn man”, zei ik. „O”, zei het kind. „Hoeveel bladzijden hebt u erin, juf?” „Veertien.” „Dan moet u die voor onze dominee ook maar maken… die heeft zulke lange preken.” Ina Broekhuis kijkt vermaakt. Anekdotes over kinderen schieten haar voortdurend te binnen.

Maar intussen zitten de gebeurtenissen uit december 2016 in haar geheugen gegrift. Het is een van de eerste dingen die ze minutieus vertelt.

„Ik kwam terug uit Rijssen, en toen vond ik mijn man – hij had een hersenbloeding gehad en had vreselijke pijn. Hoe snel alles dan gaat, onvoorstelbaar. Om kwart over vijf kwam ik thuis, voor zes uur waren we in het ziekenhuis, en om zes uur werd bekend dat het onherstelbaar was. Dan denk je: dit is geen werkelijkheid.

Achteraf zie je van die wonderlijke dingen. De laatste dienst die hij leidde, was de rouwdienst van een vrouw van in de vijftig die kanker heeft gehad. Kort voor zij overleed zei ze tegen mijn man: „Tot spoedig ziens hierboven.” En het wás spoedig… nog geen tien dagen later stierf hij.

Hoe we elkaar zullen terugzien… Natuurlijk niet zoals je hier elkaar gekend hebt. De hemel is in de eerste instantie: de Heere Jezus en God. Het zal niet zo zijn van: daar zie ik mijn opa, mijn oma, mijn man. Mijn man heeft veel rouwdiensten geleid, en hij zei weleens: mensen staan soms zo raar in het leven. Dan zeggen ze tot de overledene iets als: „Nou pa, dan kun je daarboven altijd dit en dat doen…” Dat is natuurlijk niet zo. Wij maken dan van de hemel iets aards. De hemel is de hemel.”

2019-09-14-rdMAG6-broekhuis3-5-FC_web.jpg
beeld RD, Anton Dommerholt

Er is een boekje van J. C. Ryle dat daarover gaat, ”Zullen we elkaar in de hemel kennen?”

Ina Broekhuis pakt een envelop van een tafeltje naast de bank, waar haar haakwerk klaarligt om weer opgepakt te worden. „Vanmiddag kwam er juist iets met de post binnen, van een vriendin. Ja – daar zit dat boekje in!”

Ina Broekhuis-Pakkert

Ina Broekhuis-Pakkert werd in 1953 geboren in Rijssen, in een familie van naaisters en handwerkliefhebbers. In 1972 haalde ze akte K – voor „nuttige handwerken voor meisjes”– op de kweekschool in Almelo. In 1974 slaagde ze voor akte U – voor „fraaie, vrouwelijke handwerken”– op de pabo in Hengelo. Kort hierna stopten deze opleidingen.

Ina Broekhuis trouwde in 2001 met de hervormde emeritus predikant ds. J. Broekhuis. Voor haar huwelijk werkte ze op zeven verschillende scholen; de laatste tijd waren het er drie.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer