Kerk & religie

Dr. J. Broekhuis preekte ooit voor vijf mensen

Hij noemt zichzelf meer exegeet dan dogmaticus. Ds. Jan Broekhuis herdenkt dat hij vijftig jaar hervormd predikant is. Hij vertelt er bijna mijmerend over. Regelmatig worden de zinnen opgetild door een heldere lach waarbij z’n hele lichaam meedoet. Terwijl hij naar buiten kijkt, zet hij met woorden uit de berijming van Psalm 119 een accolade om een halve eeuw predikantschap: „Gij hebt veel goeds bij Uwe knecht gedaan.”

22 June 2012 19:13Gewijzigd op 14 November 2020 21:45
Ds. Jan Broekhuis. Foto RD, Anton Dommerholt
Ds. Jan Broekhuis. Foto RD, Anton Dommerholt

Het lag helemaal niet in de bedoeling van z’n vader dat zoon Jan ooit de kansel zou bestijgen. „We hadden hier in Barneveld, waar ik geboren ben, een klompenfabriek. En dus ging ik naar de handelsschool met de bedoeling dat ik in de zaak zou gaan. Maar het liep anders.”

Vader Broekhuis kerkte in de gereformeerde gemeente van Barneveld bij ds. Fraanje. Doordeweeks nam hij zijn zoon graag mee naar diensten waarin predikanten voorgingen als ds. E. du Marchie en ds. Joh. van der Poel. „Marchie en Poelletje, noemden we ze thuis”, glimlacht ds. Broekhuis. „M’n moeder was christelijk gereformeerd en uiteindelijk besloten m’n ouders om samen hervormd te worden. Twee kerken in één gezin, dat gaat uiteindelijk niet.”

Vader Broekhuis wordt in het verhaal van zijn zoon veelvuldig genoemd. „Hij was erg belangrijk voor me, zeker. Een man met een zwaarmoedige, bevindelijke inslag. Iemand die geloofde in en hoopte op een bekering in bliksem en vuur. Maar op zijn ziekbed kwam de Heere over in het suizen van een zachte stilte.”

De vader van Jan was bepaald niet overtuigd van het feit dat zijn zoon predikant moest worden. „De plaatselijke predikant hier in Barneveld probeerde me enthousiast te maken voor de studie theologie, maar m’n vader wilde er niet veel van weten. Daarvoor moet je over je roeping en bekering kunnen vertellen, zei hij. En dat is waar. Maar juist omdat die roeping zo vast was, kon ik het niet opgeven.”

Een oudere oom, voor wie vader Broekhuis in geestelijke zin veel achting had, brak de blokkade. „De weg naar de theologiestudie werd op een wonderlijke manier geopend en toen zag m’n vader dat hij het niet langer tegen mocht houden. Een jaar voor zijn overlijden ben ik bevestigd tot predikant.”

Lijkt u op uw vader?

„Niet wat betreft zijn zwaarmoedigheid. Ik ben eerder blijmoedig. Als het over die bevindelijke inslag gaat, denk ik dat die vooral de laatste jaren sterker is geworden bij me. Er zijn dingen gebeurd in m’n leven waardoor er wel een iets andere toon in m’n preken is gekomen. Ja, m’n vader zou ze inderdaad bevindelijker noemen.”

Uw vrouw overleed in 1999.

„Dat was een moeilijke tijd. Maar wel één met een gouden randje. Het was in februari en er lag veel sneeuw. Dat herinner ik me nog goed. Vaak ging ik dan ’s nachts m’n bed uit om maar gewoon wat te zitten in de woonkamer. Ik keek naar buiten, en dacht en overdacht. Ik ben geen dogmaticus, veel meer een exegeet. En het waren juist die periodes waarin Bijbelwoorden opengingen. Ik leerde leven van de woorden: „Mijn genade is u genoeg.””

Inmiddels bent u hertrouwd.

„Met een vrouw die als oppas voor de kinderen in de pastorie kwam en huisvriendin werd van ons gezin sinds de tijd dat ik in Rijssen stond. Als je dan later terugkijkt, zie je voor jezelf heel duidelijk de hand van God. Dat stemt dankbaar.”

Wat bent u meer: predikant of docent?

„Ik ben het allebei, met een voorliefde voor Bijbelstudie. Op die plaatsen waar ik heb mogen dienen in de gemeenten was ik altijd actief in Bijbelkringen. En blijkbaar werd die studiezin ook opgemerkt, want in 1982 werd me gevraagd les te geven op de Evangelische Hogeschool. Later werd dat de CHE. Ik ben ook heel lang verbonden geweest aan de Theologische School van de Gereformeerde Bond. Doceren is een prachtig werk. Daarbij ben ik ook altijd een beetje koopman en handelaar gebleven. Zo hoorde ik pas van een predikant die met emeritaat ging maar niet wist hoe hoog zijn pensioen zou zijn. Onbegrijpelijk. Toch? Vind ik wel.”

U werd gevraagd om te komen doceren in Beiroet.

„Nou, dat hadden ze al eens eerder gevraagd, maar toen zag ik geen mogelijkheden om het te combineren met m’n andere werk. Ik zei steeds: Kom later maar eens terug. Dat deden ze en in 1992 heb ik ja gezegd en werd ik parttimehoogleraar Oude Testament en islam aan de Near East School of Theology in Beiroet Ik ben dat gebleven tot 1995.”

Een hoogtepunt in uw loopbaan?

„Dat zou ik zo niet willen zeggen. Werken in gemeenten is niet minder mooi. Maar het lag wel helemaal in het verlengde van m’n interesses. Ik ben altijd zeer geïnteresseerd geweest in andere godsdiensten, waaronder de islam. En op de hogeschool in Beiroet kwam ik heel nadrukkelijk met die andere religies in aanraking. Dat is uiterst boeiend.”

U noemt uzelf een Israëlfan. Veranderde uw visie op Israël door uw verblijf in Libanon?

„Absoluut niet. Het volk Israël heeft een zeer bijzondere plaats in Gods heilsplan. Dat geloof ik oprecht. Wel is het zo dat je beter leert begrijpen hoe bijvoorbeeld Arabieren denken. Een simpel voorbeeld: zij lezen amper het Oude Testament. En als ze dat al doen, doen ze dat altijd vanuit het Nieuwe Testament. En dan begin je dus echt aan de verkeerde kant. Met als mogelijk gevolg de omarming van de vervangingsleer.”

Onder jongere theologen in de Gereformeerde Bond zie je op dit punt ook verschuivingen.

„Dat klopt en dat betreur ik. Maar we moeten wel eerlijk zijn: ook wij dachten voor de Holocaust veelal in deze lijn. Na de oorlog is dat veranderd. Misschien dat het daar toch mee te maken heeft. Daarbij wordt vaak de fout gemaakt dat er gekeken wordt naar de politiek van de Israëlische regeringen. Ik steun die politiek zeker niet op alle onderdelen. Dat staat los van wat je over Israël gelooft op grond van de Bijbel.”

De Arabische lente…

„Ís geen lente maar een winter, of op z’n best een herfst. In het Westen denken wij heel naïef dat het wel goed komt als er democratische verkiezingen georganiseerd worden in landen als Libië, Egypte en Syrië. Maar het gevolg is vrijwel altijd dat de democratie gebruikt wordt om een theocratie te vestigen. Met als gevolg dat christenen het ongelooflijk zwaar en moeilijk krijgen. Het is niet voor niets dat christenen in Syrië toch vaak Assad steunen. Ze hebben liever een dictator die hen met rust laat dan een democratie waarin ze letterlijk geen leven hebben. Begrijp me goed: de wandaden die Assad pleegt in zijn land zijn verschrikkelijk. Geen goed woord daarover. Maar we kijken er hier wel eens te ongenuanceerd tegen aan.”

U bent een blijmoedig mens, zegt u. Hoe kijkt u met een halve eeuw ervaring in het predikantschap naar de toekomst van de kerk in Nederland?

Even zwijgt hij, terwijl hij naar buiten kijkt waar het Barneveldse leven zijn gewone gang gaat. Dan: „Ik heb in verband met mijn jubileum een herdenkingsdienst gehad in Schoonhoven. En het viel me daar op dat de kerk leger is geworden, de laatste jaren. Dat doet pijn. Elders zie je dat ook. Als Gereformeerde Bonders hebben we toch heel lang gehoopt dat de secularisatie ons niet zou raken. Maar die hoop is ijdel. Het vreet door, overal.

Maar dat is niet het enige. Er zijn gelukkig ook veel goede dingen te melden, ook in ons land. Gemeenten waar de kerk juist overvol zit, waar meerdere ochtenddiensten gehouden moeten worden. Maar ook als de kerk niet vol is, kan er toch iets ten goede veranderd zijn. Ik herinner me dat ik, toen ik in het Groningse Onstwedde stond, eens moest preken in een andere gemeente. De koster zei: „Wat een volk vandaag, dominee.” Ik had de kerkgangers geteld: het waren er twaalf. Dus vroeg ik hem: „Hoeveel waren het er vanmorgen dan?” „Vier”, zei hij. Dat zette voor mij de zaken wel in een iets ander perspectief.

Ook herinner ik me nog heel goed een dienst die ik mocht leiden in de toenmalige evangelisatie van Almere. Eerst dachten we echt dat mijn vrouw de enige kerkganger zou zijn. Uiteindelijk zaten er, inclusief de ouderling, vijf mensen in de huiskamer. Maar er werd die dienst wel een man krachtdadig in het hart gegrepen. We moeten als dominees leren dat we niets anders hoeven te doen dan het Woord te brengen. De rest is aan God. Dat geeft gezonde ontspanning.”

Als u terugkijkt op uw werk, de afgelopen vijftig jaar, hoe luidt dan de conclusie?

„Ik was onlangs wat aan het opruimen en bladerde door wat oude preken van mezelf. Nou, nou, geen reden voor zelfverheffing in ieder geval. Wat een magere prakjes hier en daar. Maar dat God dat nu tóch wil gebruiken. Dat zeg ik ook tot bemoediging van jonge predikanten. Er komt zo veel op hen af. En ze moeten zo veel. Van die meer zus en van een ander meer zo. En reken maar dat het bepaald niet gemakkelijk is om iedere zondag te moeten preken in een kerk die je steeds leger ziet worden. Dan heb je het soms ook heel erg nodig om eens voor een vólle kerk te kunnen staan. Dat geeft je dan vaak toch weer moed om door te gaan.

Daarbij hebben we als oudere predikanten ook nadrukkelijk de taak om onze jongere collega’s te bemoedigen. Ik hoorde onlangs een preek van een jonge predikant. Op maandagmorgen heb ik hem opgebeld en hem bedankt voor z’n preek. Ik weet uit ervaring hoe goed dat kan doen. Natuurlijk mag en moet je kritisch zijn. Maar ’t is maar net hoe je dat doet. Dr. Van Ruler, een van mijn leermeesters, was in de begeleiding van z’n studenten altijd bijzonder mild. Vaderlijk zelfs. Daar had je wat aan als jonge theoloog.”

Bent u ook zo’n vader voor jonge collega’s?

„Ik probeer het te zijn. Dat lukt niet altijd, hoor, dat geef ik direct toe. Je moet daar zeker ook wel iets ouder en rijper voor zijn om op een goede manier zo’n vaderrol te kunnen vervullen. Inkervingsmomenten, levenswijsheid; het speelt allemaal mee.”

Inkervingsmomenten?

„Het overlijden van mijn eerste vrouw was dat. En misschien nog wel meer de stilte en het alleen zijn ná haar overlijden.

In 2002 was er ook zo’n gebeurtenis. Midden in de nacht kreeg ik een longembolie. Ik dacht echt te zullen sterven. Wat er dan door je heen gaat, is niet te zeggen. Maar ik mocht blijven leven en heb er tot nu toe van de Heere weer tien jaar bij gekregen. Toen ik in het ziekenhuis lag, kwam er een collega-predikant langs. Heel kort, want hij moest elders op bezoek. Maar wat was het een geweldig bezoek. Als ik er nu over spreek, raakt het me nog steeds. Toen hij weg was, heb ik een hele poos stil liggen nadenken. Dat de Heere nou nooit komt in mijn weg, maar altijd in de Zijne. En dat is de goede weg.

In de herdenkingsdienst in Schoonhoven heb ik Psalm 119:33 laten zingen. Omdat de eerste regel van dat vers eigenlijk alles zegt over vijftig jaar predikantschap van Jan Broekhuis. Geen ophemelen van eigen daden, van eigen prestaties. Maar alleen maar verwonderd zingen: „Gij hebt veel goeds bij Uwe knecht gedaan.””


Levensloop Jan Broekhuis

Jan Broekhuis (1933) studeerde theologie in Utrecht, Groningen en Oxford. In 1971 promoveerde hij. Op 27 mei 1962 werd hij bevestigd tot predikant van de hervormde gemeente te Waverveen. Vervolgens diende hij de gemeenten van Onstwedde (1966), Schoonhoven (1972), Rijssen (1977) en Voorthuizen (1983). Van 1992-1995 was hij hoogleraar aan Near East School of Theology in Beiroet (Libanon). In 1995 ging hij met emeritaat. Dr. Broekhuis vervulde tal van bestuursfuncties, onder andere bij de GZB, het NBG en de Interkerkelijke Stichting Evangelie en Moslims. Daarnaast doceerde hij onder andere aan de EH en de CHE.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer