Column (Mariska Dijkstra): Oude bekenden
Ik ben niet zo goed in namen. Maar gezichten herken ik vaak wel. Dus loop ik op een reünie van mijn oude school wat verstrooid rond. Of er tijdens dit jubileum ook klasgenoten zullen zijn weet ik niet. Daarom bedenk ik hoe ik hen er, als ze hier rondlopen, het snelste uit kan pikken.
Dat blijkt eenvoudig. Ik ga op een vaste plek in de hal staan en scan alle gezichten. Dat zijn er veel, blijkt al snel. Dus ben ik blij dat er even later een bijeenkomst is, waar de bezoekers van slechts zeven leerjaren bij elkaar zitten. Dat dunt lekker uit. Maar dan nóg is het lastig. Want de opkomst uit die jaargroepen blijkt groot.
Ja, daar zijn ogen die ik herken. Leuk! Geen klasgenoot, dat weet ik zeker. Maar wie dan wel? Mijn hersenen kraken. Maar een naam komt niet boven drijven. En ik sta net te ver weg om het naamkaartje te kunnen lezen.
Gelukkig duikt naast me een gezicht op van wie ik wel een naam weet en die me op weg helpt qua feiten. Terwijl ik woorden vind bij de herinneren, koppelen zich opeens gezichten aan gebeurtenissen. En zelfs dingen die ik niet meer dacht te weten, komen boven.
„Weet je nog dat we samen stage liepen”, zegt iemand. En ja hoor. Daar gaat weer een laatje in mijn brein open. Nu ik ons als jonge juffen voor me zie, verbaas ik me erover dat mijn gesprekspartner na 25 jaar nog niets veranderd is. Ik ook niet, vindt zij dan weer. Maar dat moet haast een een halve waarheid zijn.
Helaas blijken er geen echte klasgenoten op de reünie te vinden. En ook al zijn jaargenoten leuk, het verlangen om met een insider ”even over toen te praten”, is aangewakkerd. Via sociale media spoor ik er een op. „Ff bellen”’, stelt ze voor. Gelijk maar doen.
Terwijl ik uien sta te snijden, halen we herinneringen op aan dingen die ik enkele dagen terug nog helemaal niet dacht te weten. De woorden ”weet je nog” klinken regelmatig. Maar vaak is ook één woord genoeg om los te gaan. ”Parijs” bijvoorbeeld, brengen beelden boven van één lange dag en nacht aan de Seine.
Nog dagen lang verbaas ik me erover. Dat je iemand jaren niet ziet. De telefoon pakt en gewoon verder praat alsof tijd niet bestaat.
Dat vraagt om een vervolg. Met haar, maar ook met anderen. Want het zou natuurlijk geweldig zijn om die paboklas alsnog bij elkaar te krijgen. Lastig? Vast niet. Als je mij herkent, van zo’n twintig of dertig jaar geleden, stuur je gewoon een mailtje. Ik schijn niet veel veranderd te zijn.