Column (Mariska Dijkstra): Te klein? Weg. Te vaal? Weg. Niet leuk? Weg
Ik word wakker en opeens is het daar: het gevoel dat het vandaag moet gebeuren. Ik kijk om me heen en weet dat ik inderdaad niet te lang meer moet wachten. Er liggen stapels kleren voor mijn kledingkast. Ik zie boeken die vanwege ruimtegebrek niet ín de kast staan, maar ervóór. In de badkamer liggen tubes crème en flacons met shampoo en doucheschuim op een randje waar ze niet horen. En dan heb ik het nog niet eens over de zolder.
In de vakantie lukte het om drie weken met slechts één tas vol spullen te overleven. Het was zelfs best prettig om niet te hoeven kiezen tussen tientallen kledingstukken en een achttal shampoos. Ook precies afgepast serviesgoed heeft voordelen. Vijf borden, vijf vorken en vijf lepels meenemen betekent dat je niet méér vies kunt maken.
En als je kunt kiezen uit drie spelletjes in plaats van uit vijftig, kom je een stuk sneller tot een beslissing wat je gaat doen, zo bleek. Datzelfde gold voor het speelgoed dat we hadden meegenomen.
Ik pak een rol vuilniszakken en verstop me tussen de spullen. Kleren eerst, beslis ik. Maar voordat ik uit mijn eigen kast wat naar zolder kan doen, moet dáár eerst het een en ander worden uitgeruimd.
Te klein? Weg. Te vaal? Weg. Gewoon niet leuk? Weg. Voordat ik het weet, zit de eerste vuilniszak vol. Klaar voor de kringloop. Nog geen vijf minuten na die eerste is de volgende zak gevuld. En nog weer even later staat de hele overloop vol tassen.
Van de zolder zak ik naar beneden. Welke boeken móeten blijven? En met welke kan ik een ander blij maken? Al snel zitten er twee verhuisdozen vol.
Speelgoed is leuk, maar te veel speelgoed niet handig. Deze gedachte levert weer twee volle dozen op. Ook de keukenkastjes kunnen een opruimbeurt gebruiken. Apparaten die ik al tien jaar niet heb gebruikt? Weg.
Even later komt een van de jongens kijken. „Wat is híér aan de hand?” zegt hij als hij de volle zakken, de dozen en mijn rood aangelopen gezicht ziet. Vanwege de opruimstress is het eruit voor ik er erg in heb: „Weg!”
Hij kent me inmiddels te goed. Hij kan maar beter buiten blijven, want binnen zit hij vandaag zo in een zak. Of nog erger, straks moet hij nog mee gaan helpen…