Molukse christenen kerken in de polder
De Molukkers die na de onafhankelijkheid van Indonesië in 1949 naar Nederland kwamen, stichtten hun eigen protestantse kerk. „Bij ons was de kerk het belangrijkst”, zegt Dora Kapel.
De Molukse vrouw, in 1937 geboren op Java, zit in de eetzaal van Raffy, een woonzorgcentrum voor Molukse en Indische ouderen in Breda. Kapel is van jongs af aan gewend om naar de kerk te gaan en vroeger gaf ze les op de zondagsschool. Ze gaat nog elke zondag naar de Molukse kerk Immanoe-El aan de Terschellingstraat, vlakbij haar huis. Het aantal kerkgangers is echter afgenomen.
In een zaal in Raffy is tot 9 september de expositie ”Molukse kerk in de polder. Molukse kerken in Nederland en hun wortels in de Molukken” te zien. Daarna doet de expositie van stichting Zendingserfgoed Ede, Assen en Gennep aan.
Er wordt een aantal voorwerpen uit de Molukken getoond. Ze hebben allemaal te maken hebben met de ontwikkeling van het kerkelijke leven: Bijbels, gezangboeken, collectezakken en kleding. En fluiten, waarmee diensten werden begeleid. Opvallend is de tong-tong, een uitgeholde boomstam met een klankgat, waarop werd geslagen om de dorpsbewoners op de Molukken samen te roepen voor de kerkdienst. Aan de bovenkant is het gezicht van een dorpshoofd uitgesneden.
Op grote borden staan teksten met korte overzichten en foto’s van de geschiedenis van de christelijke kerk op de Molukken. De eerste christenen die er aan land kwamen, waren Portugezen in 1511. Het was hun te doen om de bijzondere specerijen, waar in Europa veel vraag naar was, maar ook de verbreiding van het Evangelie kreeg de aandacht. Nadat de Portugezen erin slaagden om een vloot van het islamitische Java te verslaan, stonden de Molukkers positief tegenover het christendom.
De protestantse Nederlanders, die het in de zeventiende eeuw op de Molukken voor het zeggen kregen, waren eveneens vooral uit op specerijen. Maar de Verenigde Oost-Indische Compagnie nam ook alle kosten van het kerkelijke leven voor haar rekening en stimuleerde de publicatie van boeken voor kerken en scholen. Tussen 1600 en 1800 kwamen er 225 predikanten vanuit Nederland naar de Molukken. Van hen hebben er 175 hun vaderland nooit meer teruggezien.
Na het vertrek van de VOC uit de Molukken, aan het einde van de achttiende eeuw, brak er voor de christelijke gemeenten een moeilijke tijd aan. In de negentiende eeuw gingen er vanuit Nederland zendelingen naar Ambon. De bekendste van hen was Joseph Kam (1769-1833). Zijn graf in Ambon-stad is nu een toeristische attractie.
Na de onafhankelijkheid van Indonesië kwamen er in de jaren vijftig van de vorige eeuw 3500 Molukse militairen en hun gezinnen naar Nederland. Eerst werden ze in kampen ondergebracht, later kregen ze eigen woonwijken. Op een kaart worden circa zestig plaatsen getoond, veelal in de Biblebelt: Barneveld, Lunteren, Opheusden, Rouveen, Rijssen, Wierden, Moordrecht, Leerdam en Middelburg.
De tentoonstelling rept niet of nauwelijks over contacten met Nederlandse kerken, maar wel over de opbouw van een eigen kerkelijk leven. De Molukkers bouwden kerken en hadden eigen tradities. De meegekomen krijgsmachtpredikanten speelden een belangrijke rol in de oprichting van een nieuwe kerk, de Geredja Indjili Maluku. Anderen wilden bij de Geredja Protestan Maluku, de Molukse moederkerk, blijven horen. Verdeeldheid ging niet aan de Molukse kerken voorbij.