Column (ds. J. Belder): Grote jubilea in de toekomst zeldzaamheid
Het rommelt binnen de SGP. De doorgaans gesloten gelederen begaven het. Een intern rapport werd gelekt naar De Telegraaf. Andere media sprongen er bovenop, als bokken op de haverkist. De wereld lacht en ergert zich. Jongeren zijn gefrustreerd over oude kerels die aan het pluche plakken. Hoogste tijd om het nest op te schudden. „Je kan bij de SGP makkelijk 25 jaar volmaken. (...) Van der Staaij zit al negentien jaar in de Tweede Kamer”, aldus een ongeduldige jongere in Trouw.
De tijd voor plakkers is overal voorbij. Kiezers zweven, kerkgangers hoppen en shoppen. De samenleving is als een emmer kikkers. Het springt alle kanten op en uit. Zelfs bij de dierenpartij. Daar vloog recent mevrouw Merel uit, samen met haar zetel.
Je kunt te lang blijven, de illusie hebben onmisbaar te zijn. Dat kan een symptoom zijn van kramp en opstand. Van niet willen aanvaarden dat je houdbaarheidsdatum is verstreken. Maar wanneer is dat? Grote jubilea zullen in de nabije toekomst zeldzaam worden. Zelf bleef ik nergens langer dan twaalf jaar. Behalve bij mijn vrouw, maar zij heeft dan ook een groot uithoudingsvermogen.
Niet iedereen kan zomaar weg. Neem de dominees in onze kring. Die solliciteren niet naar een beroep. Nou ja… Soms. Op bedekte wijze. Niet op tijd weg kunnen kan een schrikbeeld zijn. Geen beroep krijgen en op een dag uitgepreekt en uitgepraat zijn. De Protestantse Kerk in Nederland bedacht iets om het gestagneerde beroepingswerk te doorbreken: dominees rondpompen, ofwel de mobiliteit sturen. Misschien geeft God alleen minder goede dominees de kans na enkele jaren te verkassen en moeten de goede gewoon blijven. Onlangs nam de hervormde ds J. A. H. Jongkind afscheid van Brandwijk. Na veertig jaar. Brandwijk werd hem niet zat; hij Brandwijk niet. Hij liet de gemeente een bundeltje verrassende preken na: “Kinderen van één Vader”, over Jakobs huisgezin. Beeld van de Kerk met al haar kleinmenselijkheden. Diepzinnig, origineel, pastoraal en actueel. Een boek vol pareltjes. Had ik ruimte, ik zou citeren over „vechtersbazen met principes die anderen afbranden”. Over „compromissen met de zonde” en uitgeslapen schipperaars die eerlijk worden bij het kruis, „onze heerlijkste dag.” Of neem deze: alles wat in onze godsdienst niet door het kruis is aangeraakt moet eruit weg.
En nu aan het slot van dit relaas maar hopen dat men deze oude stukjesschrijver ondertussen ook niet zat is. In dat geval kan ik altijd nog de martelaarshoed opzetten, zo van: „zie je nou wel.”